9.6
Fan coil algemeen
Ventilatorconvectoren, die ook wel worden aangeduid als fan coil-eenheden, worden voor decentrale verwarming en koeling
ingezet. Zij worden in de ruimte gemonteerd en via een centraal verwarmings- en koelsysteem bediend. Er wordt een
onderscheid gemaakt tussen systemen met twee of vier buizen. In een fan coil-eenheid zitten ventilatoren met meerdere
standen, die een snelle aanpassing van de ruimte temperatuur aan de individuele wensen mogelijk maken. De
ruimtetemperatuurregelaar fan coil met display kan tot drie ventileerstanden handmatig of automatisch aansturen.
De aansturing van de ventilatorstand kan op drie manieren plaatsvinden:
•
via 1-bit waarden,
Dat wil zeggen,er wordt voor elke ventileerstand een eigen 1-bit communicatieobject "Fan coil stand ... schakelen"
beschikbaar gesteld. Dit is nodig voor "normale" schakelactoren. (Bij gebruik van KNX-schakelactoren en fan coil-
eenheden moeten de aansluitaanwijzingen van de fan coil-eenheid in acht genomen worden).
•
via 1-byte object als getalswaarde 0-3
dat wil zeggen er is een 1-byte communicatieobject "Ventileerstand handmatig 1 byte", dat met een overeenkomstig
communicatieobject van een fan coil actor wordt verbonden. Daarbij betekenen de waarden
= Stand 2
3 = Stand 3
•
via 1-byte object als permanente waarde 0-100 %,
Dat wil zeggen, er is een 1-byte communicatieobject "Ventileerstand handmatig 1 byte", dat met een overeenkomstig
communicatie object van een fan coil actors wordt verbonden. Bij een handmatige omschakeling van de standen worden
drempelwaarden uitgezonden, die op het tabblad verwarmen of koelen staan ingesteld. Bij verwarming worden de
drempelwaarden voor verwarmen uitgezonden, bij koeling worden de drempel waarden voor het koelen uitgezonden.
Om te zorgen, dat een fan coil-eenheid de ventileerstanden ook schakelt, moeten de parameters van de bijbehorende
fan coil actor overeenkomstig worden ingesteld.
Via de parameter "Statusbyte ventilatorstand uitlezen" kan een 1-byte communicatieobject "Status bedrijfstoestand fan coil"
vrijgeschakeld worden dat met een betreffend object van een fan coil actor gekoppeld is. Hierdoor kan de
ruimtetemperatuurregelaar fan coil uitlezen welke ventileerstand bij fan coil actor werkelijk actief is. Het displayelement
stemt overeen met de waarde van het communicatieobject (0 = UIT, 1 = Stand 1, 2 = Stand 2, 3 = Stand 3 ).
De parameter "Statusbyte bedrijf uitlezen" activeert een 1-bit communicatieobject "In bedrijf ontvangen – Actorbewaking".
Op dit object kunnen cyclisch telegrammen van de fan coil actor worden ontvangen en uitgelezen. Daarmee kan de
ruimtetemperatuurregelaar controleren of de fan coil actor nog in bedrijf is en zich laten aansturen. Als de fan coil actor een
probleem heeft en geen cyclische telegrammen meer kan uitzenden dan toont de ruimtetemperatuurregelaar dit aan met het
symbool voor "Storing" op het display. Als de storing bij de fan coil actor wordt opgelost en weer cyclische telegrammen
ontvangen worden, wordt de "Storing" van het display verwijderd en functioneert de ruimtetemperatuurregelaar weer
"normaal".
Bij de instelling van de cyclusduur "In bedrijf" in de fan coil actor moet erop gelet worden, dat dit minstens tweemaal zo groot
gekozen wordt als de bewakingstijd in de ruimtetemperatuurregelaar ("Zendcyclusduur van de actor in s"). Een zinvolle
cyclusduur bij de actor is ca. 60 s. met een bewakingstijd van 120 s. bij de ruimtetemperatuurregelaar.
Om bijvoorbeeld in hotelkamers een te hoog geluidsniveau tijdens de rustfase in de nacht te voorkomen, kan een
"Standbegrenzing bij nachtmodus" worden ingesteld. Dit betekent dat tijdens de nachtmodus automatisch niet hoger dan de
ingestelde ventileerstand wordt geschakeld. Bij het omwisselen naar een andere bedrijfsmodus kunnen weer alle
ventileerstanden worden aangestuurd.
Via de parameter "Standbegrenzing bij nachtmodus" kan een begrenzing op "Stand 2" of "Stand 1" worden uitgevoerd of
kan de ventilatie volledig gedeactiveerd worden.
0 = UIT
1 = Stand 1
KNX Technisch Handboek | 0073-1-7708 | 21
2