Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Temperatuurmeting - ABB i-bus KNX Handboek

Verberg thumbnails Zie ook voor i-bus KNX:
Inhoudsopgave

Advertenties

9.2

Temperatuurmeting

De RTR met display kan via een interne voeler de temperatuur detecteren. Bovendien kunnen via communicatieobjecten
door een externe voeler, bijv. via een buitentemperatuurvoeler, waarden ontvangen. De ontvangst van deze waarden kan
bewaakt en eventueel aangepast worden. Hierna worden de functies nauwkeuriger toegelicht.
9.2.1
Interne temperatuurregistratie
Het apparaat beschikt over een ingebouwde temperatuurvoeler. De gemeten waarde loopt als actuele waarde mee in de
regeling. Tegelijkertijd kan de waarde op het display worden afgebeeld.
Bovendien kan de gemeten temperatuur via het 2-byte communicatieobject "Werkelijke waarde zenden –
temperatuursensor" op de bus overgebracht worden om bijvoorbeeld op een display te worden afgebeeld. Het uitzenden
gebeurt afhankelijk van de parameter " werkelijke waarde bij wijziging zenden groter" en "Werkelijke waarde cyclisch
zenden". Standaard zijn beide parameters gedeactiveerd. Dat wil zeggen, als de werkelijke temperatuur moet worden
uitgezonden, moet tenminste een instelling worden geactiveerd.
De instelling "Werkelijke waarde bij wijziging zenden groter" heeft het voordeel dat ook de kleinste wijzigingen van de
gemeten temperatuur, instelbaar van 0,1 K tot 1,0 K, op de bus worden overgedragen. Het nadeel is dat bijvoorbeeld bij de
instelling 0,1 K en zeer veel ruimtetemperatuurregelaars de busbelasting binnen een installatie toeneemt.
De parameter "Werkelijke waarde cyclisch zenden" heeft het voordeel dat de actuele werkelijke waarde continu wordt
uitgezonden, ook als de gemeten waarde zich niet wijzigt. Het nadeel is, dat snelle wijzigingen eventueel niet geregistreerd
worden omdat de cyclustijd te groot gekozen werd. Maar deze moet vanwege een te hoge busbelasting ook niet de klein
gekozen worden.
9.2.2
Externe temperatuurregistratie
In ruimtes, zoals bijvoorbeeld kantoortuinen, kan het moeilijk zijn om met slechts één ruimtetemperatuurregelaar een in de
gehele ruimte goede regeling te bereiken. Voor zulke gevallen, is het mogelijk de ruimte in zones onder te verdelen met
extra temperatuurvoelers.
Om te zorgen dat het temperatuurwaarde van de extra temperatuurvoelers ook in de ruimtetemperatuurregelaar kan worden
verwerkt, moet de parameter "Ruimtetemperatuurmeting" op "Intern en extern" worden ingesteld. Bovendien kan daarna nog
een weging aan de intern en extern gemeten temperatuur worden toegevoegd. De wegingsinstellingen hangen af van de
plaatselijke omstandigheden. Voorzover de ruimtetemperatuurregelaar en de extra temperatuurvoelers zich op dezelfde
afstand tot de verwarmingen bevinden, bij platte radiatoren, moet de instelling "50% / 50%" goede resultaten bij de regeling
opleveren.
9.3
Bewaking
De parameter "Bewaking temperatuurmeting" legt vast of de interne en, indien aangesloten, de externe temperatuurvoeler
bewaakt moeten worden. Dit betekent dat de ruimtetemperatuurregelaar binnen een instelbaar tijd ("Bewakingstijd externe
temperatuur" en " Bewakingstijd buitentemperatuur") minstens een telegram met de huidige temperatuur op het daarbij
behorende communicatieobject moet ontvangen.
Als tijdens de bewakingstijd geen telegram wordt ontvangen, gaat de ruimtetemperatuurregelaar ervan uit, dat de
meetvoeler voor de buitentemperatuur of de externe temperatuur defect is, of niet meer op de bus aangesloten.
De ruimtetemperatuurregelaar schakelt daarop zijn regeling uit en zendt een vooraf gedefinieerde regelgrootte
("Regelgrootte bij fout temperatuurmeting") uit, zodat de te regelen ruimte niet te koud of oververhit kan raken. Deze
regelgrootte wordt zolang uitgezonden tot de ruimtetemperatuurregelaar temperatuurtelegram via de bus ontvangt en de
regeling weer geactiveerd wordt.
KNX Technisch Handboek | 0073-1-7708 | 15

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave