KNX Technisch Handboek
®
ABB i-bus
KNX
9.5.2
individuele streefwaarden
Als individuele streefwaarden worden toegepast, worden voor iedere bedrijfsmodus individuele streefwaarden
geparametreerd ("Verwarmen streefwaarde comfortmodus", "Verwarmen streefwaarde standby", "Verwarmen streefwaarde
nachtmodus, Koelen streefwaarde comfortmodus", "Koelen streefwaarde standby" en "Koelen streefwaarde nachtmodus").
Anders dan bij de afhankelijke streefwaarden, blijven de individuele streefwaarden ook na een handmatige verschuiving van
de streefwaarden behouden. Als de gebruiker bijvoorbeeld een handmatige streefwaarden verschuiving van de
geparametreerd de temperatuur "Verwarmen streefwaarde comfortmodus" naar boven of naar beneden uitvoert, wordt bij
activering van de standby-modus altijd de geparametreerd de waarde "Verwarmen streefwaarde standby" opgeroepen. Dat
wil zeggen, er worden altijd alleen de vast opgeslagen streefwaarden voor de individuele bedrijfsmodi opgeroepen.
Een handmatige wijziging van de geparametreerde streefwaarden kan door de gebruiker worden uitgevoerd via de twee
toetsen "Temperatuur verhogen" of "Temperatuur verlagen". De omwisseling tussen "Verwarmen streefwaarde
comfortmodus" en "Koelen streefwaarde comfortmodus" vindt plaats door lang indrukken van de toets (ca. 1 s.) op de toets
"Temperatuur omhoog" op de streefwaarde verwarmen en op de toets "Temperatuur omlaag" op de streefwaarde koelen.
De ingestelde streefwaarden kunnen voor elke bedrijfsmodus, ook zonder de ETS, zo vaak als gewenst over de bus
gewijzigd worden. Daartoe moet een 2-byte temperatuurwaarde aan het betreffende communicatieobject "Streefwaarde
verwarmen comfort", "Streefwaarde verwarmen standby", "Streefwaarde verwarmen nachtmodus", "Streefwaarde
vorstbescherming", "Streefwaarde koelen comfort", "Streefwaarde koelen standby", "Streefwaarde koelen nachtmodus" of
"Streefwaarde hittebescherming" gezonden worden. De ontvangen waarden worden in het geheugen van het apparaat
geschreven en blijven ook bij uitval en terugkeer van de busspanning behouden. Hiermee is het mogelijk bij een verandering
van het gebruik van de ruimte, bijvoorbeeld via een visualisering nieuwe streefwaarden aan het apparaat te zenden. Het
hoeft niet opnieuw geparametreerd te worden.
9.5.3
Minimum afstand
De instelbare parameter "Minimum afstand tussen verwarmen en koelen" is zowel bij de afhankelijke als ook bij de
individuele streefwaarden actief.
De minimum afstand ligt altijd tussen "Verwarmen streefwaarde comfortmodus" en "Koelen streefwaarde comfortmodus".
Deze dient als een bufferzone zodat de twee streefwaarden elkaar niet kunnen overlappen.
Voorbeeld:
Er zijn twee individuele streefwaarden gekozen. De "Verwarmen streefwaarde comfortmodus" ligt bij 21 °C en de "Koelen
streefwaarde comfortmodus" is op 26 °C ingesteld. De dode zone tussen verwarmen en koelen bedraagt 3 K. Als alleen
streefwaardeverschuiving naar boven wordt uitgevoerd, wordt ook de dode zone naar boven verschoven. Als de
verschuiving een temperatuur van 23 °C overschrijdt, zal de "Koelen streefwaarde comfortmodus" ook naar boven
verschuiven, zodat altijd een minimum afstand van 3 K tussen verwarmen en koelen gegarandeerd blijft.
Bij een streefwaardeverschuiving Koelen omlaag, wordt ook de dode zone omlaag verschoven. Als de verschuiving een
temperatuur van 24 °C overschrijdt, dan zal de "Verwarmen streefwaarde comfortmodus" omlaag verschuiven, zodat ook in
dit geval de minimum afstand wordt aangehouden.
20 | 0073-1-7708 | KNX Technisch Handboek