Belangrijk: Om verontreiniging van het systeem
te voorkomen, moet u de bovenzijde van een
container met hydraulische vloeistof reinigen
voordat u deze doorprikt. Zorg ervoor dat de tuit
en de trechter schoon zijn.
4. Plaats de dop weer op het reservoir. Neem gemorste
vloeistof op.
Belangrijk: Controleer het peil van de
hydraulische vloeistof voordat de motor voor het
eerst wordt gestart en vervolgens dagelijks.
Afstelling van contact tussen
snijplaat en messenkooi
controleren
Elke dag voordat u gaat maaien moet u het contact tussen
de snijplaat en de messenkooi controleren, ongeacht of de
maaikwaliteit bij een eerdere maaibeurt aanvaardbaar was.
Er moet over de volle lengte een licht contact tussen de
messenkooi en de snijplaat zijn (zie Contact tussen snijplaat
en messenkooi afstellen in de Gebruikershandleiding van het
maaidek).
Bandenspanning controleren
De banden worden in de fabriek t.b.v. de verzending
opzettelijk te hard opgepompt. Laat daarom wat lucht uit de
banden ontsnappen totdat deze de juiste spanning hebben,
voordat u de machine in gebruik te neemt.
Afhankelijk van de gazonomstandigheden moeten de
voorwielen een spanning van minimaal 0,83 tot maximaal
1,10 bar hebben.
De achterband moet een spanning van minimaal 0,83 tot
maximaal 1,10 bar hebben.
Torsie van wielmoeren
controleren
WAARSCHUWING
Als de wielmoeren niet steeds de juiste torsie
hebben, kan dit leiden tot lichamelijk letsel.
De torsie van de wielmoeren moet 94,4 tot 122 N·m
bedragen. Haal de moeren aan na 1-4 bedrijfsuren
en nog eens na 10 bedrijfsuren. Draai de wielmoeren
vervolgens om de 200 uur aan.
De machine inrijden
Voor olieverversingsbeurten en aanbevolen
onderhoudsprocedures tijdens de inrijperiode, zie de
Gebruikershandleiding van de motor, die u hebt gekregen
bij de machine.
Voor de inrijperiode is 8 uur maaien genoeg.
Aangezien de eerste bedrijfsuren van cruciaal belang zijn voor
de betrouwbaarheid van de machine in de toekomst, moet
u de werking en de prestaties van de machine scherp in het
oog houden zodat kleine gebreken die later grote problemen
kunnen veroorzaken, worden opgemerkt en verholpen.
Controleer de machine tijdens de inrijperiode veelvuldig op
olielekken, losse bevestigingen of andere gebreken.
Om ervoor te zorgen dat het remsysteem optimaal
functioneert, moet u de remmen gebruiksklaar maken
(inrijden) voordat u de machine gaat gebruiken. Om de
remmen gebruiksklaar te maken, moet u de machine op
maaisnelheid laten rijden en stevig remmen totdat de remmen
heet zijn., zoals blijkt uit hun geur. Na de inrijprocedure
moeten de remmen misschien worden afgesteld; zie
afstellen (bladz.
40).
Motor starten
Opmerking: Controleer de ruimte onder de maaidekken
om er zeker van te zijn dat deze vrij van vuil is.
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de parkeerrem
in werking, schakel de bediening van de hefinrichting
uit en zet de schakelhendel in de neutraalstand.
2. Haal uw voet van het tractiepedaal en let erop dat het
pedaal in de neutraalstand staat.
3. Zet de chokehendel op DICHT (uitsluitend als u een
koude motor start) en de gashendel op halfgas.
4. Steek het sleuteltje in het contact en draai dit naar
rechts totdat de motor start. Nadat de motor is gestart,
kunt u met behulp van de choke de motor regelmatig
laten lopen. Zodra dit mogelijk is, opent u de choke
door de chokehendel naar achteren te trekken en op
Uit te zetten. Als de motor warm is, hoeft de choke
niet of nauwelijks te worden gebruikt.
5. Nadat de motor is gestart, controleert u de machine
aan de hand van de volgende procedures:
A. Zet de gashendel op Snel en schakel de
messenkooien kortstondig in door de
bedieningshendel van de hefinrichting naar voren
te bewegen. De maaidekken moeten neerkomen
en alle messenkooien moeten draaien.
B. Beweeg de bedieningshendel van de hefinrichting
naar achteren. De messenkooien moeten stoppen
en de maaidekken moeten omhoogkomen in de
volledige transportstand.
C. Trap het rempedaal in om te voorkomen dat
de machine in beweging komt, en zet het
tractiepedaal in de vooruit- en de achteruitstand.
D. Voer deze procedure gedurende 1-2 minuten uit.
Zet de schakelhendel in de neutraalstand, stel de
parkeerrem in werking en schakel de motor uit.
E. Controleer op olielekken. Aks u olielekken
ontdekt, moet u controleren of de hydraulische
25
Remmen