– Rij zeer voorzichtig als u de machine gebruikt
in de buurt van steile hellingen, greppels,
dijken, waterpartijen en andere gevaarlijke
punten. De machine kan plotseling omslaan
als een wiel over de rand komt, of als de rand
instort. Zorg voor een veilige afstand tussen de
machine en een gevarenzone.
– Spoor gevaren onderaan de helling op. Indien
er gevaren zijn, maait u de helling met een
loopmaaimachine.
– Laat de maai-eenheden indien mogelijk neer
op de grond wanneer u werkt op hellingen.
Als u de maai-eenheden omhoog brengt op
hellingen, kan de machine onstabiel worden.
Starten van de motor
Belangrijk:
Het brandstofsysteem ontlucht
zichzelf automatisch indien zich een van de
volgende situaties voordoet:
•
U start een nieuwe machine voor de eerste keer.
•
De motor is gestopt omdat de brandstof op was.
•
Er is onderhoud uitgevoerd aan componenten van
het brandstofsysteem.
1.
Neem plaats op de bestuurdersstoel. Haal
uw voet van het tractiepedaal zodat dit in de
NEUTRAALSTAND
in werking, zet de toerentalschakelaar
op de M
IDDELSTE
de activerings-/blokkeringsschakelaar op
B
is gezet.
LOKKEREN
2.
Haal uw voet van het tractiepedaal en let erop
dat het pedaal in de
3.
Draai het sleuteltje naar de stand L
4.
Als het indicatielampje van de gloeibougie
dooft, draait u het sleuteltje op S
het sleuteltje direct los als de motor start en
laat het weer terugkeren naar L
motor (zonder belasting) warm worden en zet
vervolgens de gashendel in de gewenste stand.
De motor afzetten
1.
Zet alle bedieningsorganen in de
N
, stel de parkeerrem in werking,
EUTRAALSTAND
zet de schakelaar van het motortoerental op
laag stationair en laat de motor op een laag
stationair toerental lopen.
2.
Draai het sleuteltje op U
contact.
De remmen polijsten
Om ervoor te zorgen dat het parkeerremsysteem
optimaal functioneert, moet u de remmen
komt. Stel de parkeerrem
stand en controleer of
staat.
NEUTRAALSTAND
OPEN
. Laat
TART
. Laat de
OPEN
en haal het uit het
IT
gebruiksklaar maken (inrijden) voordat u het voertuig
gaat gebruiken. Stel de voorwaartse tractiesnelheid
in op 6,4 km/uur zodat deze overeenstemt met de
achterwaartse tractiesnelheid (alle 8 afstandsstukken
bovenaan de maaitoerentalbediening). Rij
vooruit met de motor op hoog stationair en de
maaitoerentalbegrenzer ingeschakeld en rem
gedurende 15 seconden. Rij achteruit met de
maximale snelheid voor achteruitrijden en rem
gedurende 15 seconden. Herhaal dit 5 keer en wacht
steeds 1 minuut tussen het vooruit- en achteruitrijden
om te voorkomen dat de remmen oververhit raken; zie
Parkeerremmen afstellen (bladz.
Gras maaien met de
machine
Opmerking:
waarop de motor wordt belast draagt bij aan de
regeneratie van het DPF.
1.
Breng de machine naar het werkterrein en stel
deze buiten het maaigebied op om de eerste
baan te maaien.
2.
Verzeker dat de aftakasschakelaar op
DISABLE
3.
Duw de hendel van de maaisnelheidbegrenzer
naar voren.
4.
Druk op de gashendel-snelheidsschakelaar om
het motortoerental op
stellen.
5.
Laat de maai-eenheden neer op de grond met
de joystick.
.
6.
Druk de aftakasschakelaar in om de
maai-eenheden klaar te maken voor gebruik.
7.
Til de maai-eenheden van de grond met de
joystick.
8.
Rij de machine naar het maaigebied en laat de
maai-eenheden zakken.
Opmerking:
snelheid waarop de motor wordt belast draagt
bij aan de regeneratie van het DPF.
9.
Na met maaien van een baan heft u de
maai-eenheden met de joystick.
10.
Maak een druppelvormige bocht om de machine
snel voor de volgende baan uit te lijnen.
Regeneratie van het
dieselpartikelfilter
Het dieselpartikelfilter (DPF) is een onderdeel van het
uitlaatsysteem. De oxidatie-katalysator van het DPF
34
76).
Het maaien van gras op een snelheid
/
staat.
UITGESCHAKELD
STATIONAIR
Het maaien van gras op een
–
in te
HOOG