•
De frequentie van het groomen/maaien—zowel het
aantal maaibeurten per week en het aantal werkgangen
per maaibeurt
•
De maaihoogte-instelling van de belangrijkste messenkooi
•
De hoogte/diepte-instelling van de messenkooi van de
groomer
•
Hoe lang de messenkooi van de groomer in gebruik is
geweest
•
De soort gras
•
Het algemene onderhoudsprogramma (d.w.z. beregening,
bemesting, spuiten, beluchting, overzaaien, etc.)
•
Hoe vaak de fairway wordt betreden
•
Stressvolle periodes (d.w.z. hoge temperaturen, hoge
luchtvochtigheid, ongebruikelijk intensieve betreding van
de grasmat)
Deze factoren kunnen per golfbaan verschillen. Het is
daarom belangrijk de fairways regelmatig te inspecteren
en de groominggebruiken in overeenstemming met de
behoefte te variëren.
Opmerking: Bij gebruik van een groomer dient de
gewoonte om de maairichting te veranderen telkens als de
fairway wordt gemaaid, te worden voortgezet. Hierdoor zal
het effect van het groomen worden verbeterd.
Opmerking: Onjuist of te agressief gebruik van de
messenkooi van de groomer (d.w.z. te diep of te vaak
groomen) kan de grasmat onnodig belasten, waardoor
deze ernstige schade kan oplopen. Gebruik de groomer
voorzichtig.
Opmerking: Laat de groomer zoveel mogelijk in een rechte
lijn werken. Wees voorzichtig als u de groomer tijdens het
gebruik draait.
De hoogte van de groomer
instellen
1. Parkeer de machine op een schoon en horizontaal
oppervlak, laat de maaidekken volledig tot op de grond
neer, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en
haal het sleuteltje uit het contact.
2. Zorg dat de rollen schoon zijn en het maaidek op de
gewenste maaihoogte staat (zie "Gebruikershandleiding
van maaidek").
3. Zet de snelhendels
stand (de hendel wijst naar de voorkant van het
maaidek). Gebruik de tabel met het aanbevolen
bereik van de maaihoogte en de groomer-hoogte
om de hoogtelat in te stellen.
4. Meet aan één kant van de messenkooi van de
groomer de afstand tussen het laagste uiteinde van
het groomer-mes en het werkoppervlak
Draai aan de instelknop voor de hoogte
om het groomer-mes hoger of lager op de gewenste
maaihoogte te zetten.
(Figuur
42) in de Ingeschakelde
(Figuur
(Figuur
1. Snelhendel
(ingeschakelde stand)
2. Groomer-hoogte
5. Herhaal stap
Controleer vervolgens nogmaals de instelling aan de
eerste kant van de groomer. De hoogte-instellingen aan
beide kanten van de groomer moeten gelijk zijn. Indien
nodig moet u de kleppen nogmaals afstellen.
Belangrijk: Nadat u de groomer-hoogte hebt
ingesteld, moet u de contramoeren op de
draadstang aandraaien, zodat de veren een lengte
van 3,5 cm hebben als de groomer is uitgeschakeld
(hendel wijst naar de achterkant van het maaidek)
(Figuur
Opmerking: 3,5 cm is de afstand van de bovenkant
van de contramoer tot de onderkant van de
bevestigingsbeugel van de groomer.
42).
42)
18
Figuur 42
3. Instelknop voor hoogte
4. Aantal afstandstukken
achterrol (onder
beschermstrook van
zijplaat)
4
aan de andere kant van de groomer.
43).
Figuur 43