BlueHelix ALPHA 24 C
Het vulwater (eerste vulling en daarop volgende navullingen) moet helder zijn en een hardheid van minder dan
15°F hebben. Het moet behandeld zijn met erkende chemische conditionerende middelen die kunnen garan-
deren dat metaal en kunststof niet worden aangetast door aanslag, corrosieve of agressieve verschijnselen,
dat er geen gassen worden gevormd en dat in installaties met lage temperaturen geen bacteriële en microbiële
massa's groeien.
Het water in de installatie moet regelmatig worden gecontroleerd (minstens tweemaal per jaar in de gebruik-
speriode van de installatie, volgens UNI8065) en moet de volgende eigenschappen hebben: een mogelijk hel-
der uiterlijk, een hardheid van minder dan 15°F voor nieuwe installatie of 20°F voor bestaande installaties, een
PH van meer dan 7 en minder dan 8,5, een ijzergehalte (zoals Fe) lager dan 0,5 mg/l, een kopergehalte (zoals
Cu) lager dan 0,1 mg/l, een chloorgehalte lager dan 50mg/l, een elektrisch geleidingsvermogen lager dan 200
µS/cm en het moet chemische conditionerende middelen bevatten in een voldoende hoge concentratie om de
installatie minstens voor een jaar te kunnen beschermen. In installaties met lage temperatuur mogen geen
bacteriën en microben aanwezig zijn.
De conditionerende stoffen, additieven, remstoffen en antivriesvloeistoffen moeten door de producent ge-
schikt zijn verklaard voor het gebruik in verwarmingsinstallaties en mogen geen schade aan de warmtewisse-
laars van de ketel of aan andere onderdelen en/of materialen van de ketel en de installatie berokkenen.
De chemische conditionerende stoffen moeten alle zuurstof aan het water onttrekken en moeten specifieke
beschermende stoffen voor gele metalen (koper en zijn legeringen), kalkwerende stoffen en PH-neutrale sta-
bilisatoren bevatten en in installaties met lage temperatuur specifieke biociden voor gebruik in verwarmingsin-
stallaties.
Aanbevolen chemische conditionerende stoffen:
SENTINEL X100 en SENTINEL X200
FERNOX F1 en FERNOX F3
Het apparaat is voorzien van een antivriessysteem dat de verwarmingsketel in de verwarmingsmodus in-
schakelt als de aanvoertemperatuur van het water onder de 6°C daalt. Het systeem is niet actief als de elek-
triciteit en/of het gas van het apparaat wordt afgesloten. Gebruik voor de bescherming van de installatie zo
nodig een geschikte antivriesvloeistof die aan dezelfde eisen voldoet als hierboven zijn beschreven en die in
de norm UNI 8065 zijn opgenomen.
Als het installatie- en aanvoerwater geschikte chemisch-fysische behandelingen en regelmatig terugkerende
controles ondergaat die de vereiste parameters voor industriële procestoepassingen kunnen garanderen, mag
het product in installaties met open vat worden geïnstalleerd met een zodanige hydrostatische hoogte van het
vat dat aan de minimale werkingsdruk die in de technische productspecificaties is vermeld wordt voldaan.
Aanslag op de uitwisselingsoppervlakken van de verwarmingsketel als gevolg van het niet-naleven
van bovenstaande voorschriften doet de garantie vervallen.
Antivrieskit voor installatie buiten (optional - 013022X0)
Als het apparaat buiten wordt geïnstalleerd op een plaats die gedeeltelijk beschermd is tegen temperaturen lager dan
-5°C en tot maximaal -15°C, moet de verwarmingsketel uitgerust zijn met een geschikte antivrieskit. Raadpleeg de
aanwijzingen in de kit voor een correcte montage.
2.4 Gasaansluiting
Alvorens de aansluiting uit te voeren, controleren of het apparaat is voorbe-
B
reid voor de werking met het beschikbare type brandstof.
Het gas moet, in overeenstemming met de geldende wetgeving, worden aan-
gesloten op de desbetreffende aansluiting (zie fig. 50) met een starre metalen
buis, of met een flexibele leiding met continue wand van roestvrij staal. Tus-
sen de installatie en de verwarmingsketel moet een gaskraan worden aange-
bracht. Controleer of alle gasverbindingen goed lekdicht zijn. Als dat niet het
geval is, kan er brand-, explosie- of verstikkingsgevaar bestaan.
NL
cod. 3541U804 - Rev. 03 - 02/2024
111