De bandenspanning
controleren
Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren/Maan-
delijks (houd hierbij de kortste
periode aan)
De juiste bandenspanning in de voor- en achterbanden
is 0,9 bar. Een ongelijke bandenspanning kan
leiden tot onregelmatige maairesultaten. De
bandenspanning kan het best bij koude banden
worden gecontroleerd.
Figuur 74
De wielmoeren controleren
Controleer de wielmoeren en draai ze vast met een
torsie van 122 tot 129 N·m.
De kroonmoer van de
wielnaaf aandraaien
Onderhoudsinterval: Na de eerste 100 bedrijfsuren
Om de 500 bedrijfsuren daarna
1.
Verwijder de borgpen.
2.
Draai de kroonmoer vast met een torsie van
319 N·m.
3.
Blijf de moer traag aandraaien tot de volgende
sleuf uitgelijnd is met het kruisgat in de as van
de wielmotor.
4.
Plaats de borgpen en buig 1 tand over het
uiteinde van de as.
Opmerking:
Gebruik geen anti-seize op de wielnaaf.
Lager van draaipunt van
zwenkwiel afstellen
Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren/Jaar-
1.
Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de
parkeerrem in werking.
2.
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bestuurderspositie verlaat.
3.
Verwijder de stofkap van het zwenkwiel en draai
de borgmoer aan
4.
Draai de borgmoer aan totdat de veerringen vlak
liggen, en draai deze vervolgens een ¼ slag
terug om de voorspanning op de lagers correct
af te stellen
Belangrijk:
goed zijn geplaatst, zoals getoond in
75.
g001055
5.
Plaats de stofkap
1. Schotelveren
2. Borgmoer
60
lijks (houd hierbij de kortste periode
aan)
(Figuur
75).
(Figuur
75).
Zorg ervoor dat de veerringen
(Figuur
75).
Figuur 75
3. Stofkap
Figuur
g001297