1
Toegangsnummers, ook wel toegangscodes
genoemd, worden gebruikt om te voorkomen dat
onbevoegden toegang krijgen tot hulppro-
gramma's voor systeembeheer. Voor een optimale
beveiliging dient u een ander nummer dan de
standaardinstelling (11111) vast te leggen als uw
2
toegangscode en dit regelmatig te wijzigen
(bijvoorbeeld om de drie maanden).
Belangrijk: Als toegangscode kunt u beter géén
bekende getallen zoals geboortedata, telefoon-
nummers of simpele combinaties van bijvoorbeeld
vijf dezelfde cijfers kiezen.
3
1
Op het scherm Hulpprogramma's het pictogram
Toegangsnummer voor hulpprogramma's
wijzigen aanraken om het scherm
Toegangsnummer voor hulpprogramma's wijzigen
4
op te roepen (zie figuur 58).
2
In het venster Nieuw nummer met de cijfertoetsen
een getal invoeren. De toets Invoeren aanraken.
3
In het venster Nieuw nummer bevestigen
hetzelfde getal invoeren. De toets Invoeren
aanraken.
5
Opmerking: Als u een fout maakt bij het invoeren
van het getal, de toets Wissen aanraken, het
getal opnieuw inbrengen en de toets Invoeren
nogmaals aanraken.
4
Sluiten aanraken om het scherm Hulppro-
gramma's op te roepen.
6
7
MODE HULPPROGRAMMA'S
Toegangsnummer voor hulpprogramma's
wijzigen
Figuur 58: Scherm Toegangsnummer
voor hulpprogramma's wijzigen
3–40
DOCUCOLOR 12 HANDLEIDING VOOR DE SYSTEEMBEHEERDER