Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Weller WR 2 Gebruiksaanwijzing pagina 16

Inhoudsopgave

Advertenties

Beschikbare talen

Beschikbare talen

16-20
Kalibreerfunctie (Factory Calibration Check) bedienen
Met de FCC-functie kunt u de temperatuurnauwkeurigheid van het
reparatiestation controleren en eventuele afwijkingen compenseren.
Hiervoor moet de soldeerpunttemperatuur met een extern
temperatuurmeettoestel en een bij het soldeerwerktuig behorend
temperatuurmeetpunt gemeten worden. Voor de kalibratie moet het
betreffende kanaal geselecteerd worden.
Kalibratie bij 100 °C / 210 °F wijzigen
1. Temperatuursensor (0,5 mm) van het externe
temperatuurmeettoestel in de temperatuurmeetpunt inbrengen.
2. Menupunt FCC in het menu 2 selecteren.
3. Toets DOWN indrukken.
Kalibratiepunt 100 °C / 210 °F wordt geselecteerd.
De soldeerpunt wordt nu tot 100 °C / 210 °F opgewarmd.
Regelcontrole knippert zodra de temperatuur constant is.
4. Weergegeven temperaturen van het meettoestel met de indicatie
op het display vergelijken.
5. Met de toets UP of DOWN het verschil tussen de aan het externe
meettoestel weergegeven waarde en de aan het station
weergegeven waarde aan het reparatiestation instellen.
Maximaal mogelijke temperatuurcompensatie ± 40 °C (± 70 °F).
Voorbeeld:
Display 100 °C, extern meettoestel 98 °C: instelling
Display 100 °C, extern meettoestel 102 °C: instelling
Aanwijzing
Toets ┌ 2 ┐ indrukken om het menupunt zonder veranderingen te
verlaten (EXIT).
6. Druk op de toets ┌1·2 ┐ (Set) om de waarde te bevestigen.
De temperatuurafwijking is nu op 0 teruggezet. De kalibratie bij
100 °C / 210 °F is nu afgesloten.
7. Met toets ┌ 2 ┐ het menu 2 verlaten.
Kalibratie bij 450 °C / 840 °F wijzigen
1. Temperatuursensor (0,5 mm) van het externe
temperatuurmeettoestel in de temperatuurmeetpunt inbrengen.
2. Menupunt FCC in het menu 2 selecteren.
3. Toets UP indrukken.
Kalibratiepunt 450 °C / 840 °F wordt geselecteerd.
De soldeerpunt wordt nu tot 450 °C / 840 °F opgewarmd.
De regelcontrole (21) knippert zodra de temperatuur constant is.
4. Weergegeven temperaturen van het meettoestel met de indicatie
op het display vergelijken.
5. Met de toets UP of DOWN het verschil tussen de aan het externe
meettoestel weergegeven waarde en de aan het station
weergegeven waarde aan het reparatiestation instellen.
Maximaal mogelijke temperatuurcompensatie ± 40 °C (± 70 °F).
Voorbeeld:
Display 450 °C, extern meettoestel 448 °C: instelling
Display 450 °C, extern meettoestel 452 °C: instelling
Aanwijzing
Toets ┌ 2 ┐ indrukken om het menupunt zonder veranderingen te
verlaten (EXIT).
6. Druk op de toets ┌ 1·2 ┐ (Set) om de waarde te bevestigen.
De temperatuurafwijking is nu op 0 teruggezet. De kalibratie bij
450 °C/840 °F is nu afgesloten.
7. Met toets ┌ 2 ┐ het menu 2 verlaten.
WR 2
2
2
2
2

Advertenties

Hoofdstukken

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Wr 3m

Inhoudsopgave