Telefoonfuncties en instellingen
Parameter
CISCO XML
EXE-verificatiemodus
Macrovariabelen
U kunt macrovariabelen gebruiken in XML-URL's. De volgende macrovariabelen worden ondersteund:
• Gebruikers-ID: UID1, UID2 tot UIDn
• Weergavenaam: DISPLAYNAME1, DISPLAYNAME2 tot DISPLAYNAMEn
• Verificatie-ID: AUTHID1, AUTHID2 tot AUTHIDn
• Proxy: PROXY1, PROXY2 tot PROXYn
• MAC-adres met kleine letters hexadecimale tekens: MA
• Productnaam: PN
• Productserienummer: PSN
• Serienummer: SERIAL_NUMBER
De volgende tabel geeft de lijst met macro's die op de telefoons worden ondersteund:
Macronaam
$
A tot en met P
Beschrijving
Hiermee specificeert u de verificatiemodus voor Cisco XML EXE. De beschikbare
opties zijn:
• Vertrouwd: er wordt geen verificatie uitgevoerd ongeacht de lokale referentie.
• Lokale referentie: verificatie is gebaseerd op Digest-verificatie met het wachtwoord
van de lokale gebruiker, als dit is ingesteld. Als dit niet ingesteld, wordt er geen
verificatie uitgevoerd.
• Externe referentie: verificatie is gebaseerd op Digest-verificatie met externe
gebruikersnaam/wachtwoord zoals is ingesteld in de XML-toepassing op de
webpagina (voor toegang tot een XML-toepassingsserver).
Voer een van de volgende handelingen uit:
• Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de
volgende notatie in:
<CISCO_XML_EXE_Auth_Mode ua="na">Local
Credential</CISCO_XML_EXE_Auth_Mode>
• Selecteer een verificatiemodus in de telefoonwebinterface.
Toegestane waarden: Vertrouwd|Lokale referentie|Externe referentie
Standaard: Lokale referentie
Uitbreiding van macro
De vorm $$ wordt uitgebreid tot één teken $.
Wordt vervangen door de algemene parameters GPP_A tot en met GPP_P.
Macrovariabelen
Telefoonfuncties en instellingen
25