1.4. Veiligheidsinstructies voor de bedrijfsfasen
1.4.1. Transport, montage en installatie
Transport, montage en installaties op/met de machine mogen alleen in de transportstand plaatsvinden. De
machine moet tegen wegrollen worden beveiligd.
Transport, montage en installaties op/met de machine mogen alleen met gedemonteerd werktuig en
uitgeschakelde brandstofmotor plaatsvinden.
Transport van de machine met in acht neming van het maximale bedrijfsgewicht mag alleen met een kraan
worden gedaan.
Er mag alleen transport plaatsvinden in zoverre alle onderdelen van de machine vastgedraaid zijn en afvallen van
afzonderlijke delen niet mogelijk is.
1.4.2. Ingebruikneming
De ingebruikneming van de machine mag alleen in transportstand plaatsvinden.
Bij het inzetten van een werktuig moet de looprichting in acht worden genomen. De draairichting van de borstels
is tegengesteld aan de rijrichting, hiermee wordt vuil niet terug in de reeds gereinigde voeg getransporteerd.
Bij het inzetten van een werktuig moet tegen scherpe kante worden beschermd.
Let erop dat de ondergrond aan de draagkracht voldoet waarop wordt gesneden. Alle obstakels moeten uit het
snijgebied worden gehaald en er moet voor goede verlichting worden gezorgd.
Houd visuele controle over beschadigingen en defecten van de hele machine Speciale controle van de
veiligheidsinrichtingen.
De stuurstang moet voor de operator worden ingesteld.
Er mag absoluut niet gerookt worden wanneer de verbrandingsmotor wordt vol getankt
Wees heel voorzichtig wanneer de brandstoftank wordt bijgevuld. Motordelen die door de werking warm
werden, vorm brandgevaar.
De brandstof mag alleen in hiervoor toegestane tanks worden opgeslagen.
Er mogen geen roterende werktuigen waarvan het maximale toerental kleiner is dan de nominale snelheid van
de machine is, worden gebruikt. Defecte of gescheurde werktuigen moet direct worden vervangen.
12/42