11 Toepassingen en functies
Meetkringnaam toekennen
Geef de meetkring een eenduidige benaming, zodat er geen verwis-
selingen met andere meetkringen kan optreden.
Sensoringang selecteren
Definieer, hoe de meetwaarde tussen sensor en regelaar moet
worden overgedragen (4 ... 20 mA of HART). Bij de keuze van HART
moet bovendien de gewenste sensor worden gekozen. Indien HART
ook bij de sensor ter beschikking staat, moet de HART-keuze worden
gebruikt, omdat hier een hogere nauwkeurigheid kan worden bereikt.
Sensorspecificaties definiëren
Bij de toepassing van analoge 4 ... 20 mA-sensoren, moet direct in de
sensor het bij de toepassing passende meetbereik worden ingesteld
om de maximale nauwkeurigheid te bereiken. Dit meetbereik moet
ook in de assistent samen met het sensortype en de meeteenheid
worden opgenomen.
Bij toepassing van HART-sensoren hoeft alleen de gewenste sensor-
waarde met eenheid te worden gedefinieerd.
Inregelwaarde definiëren
Voer de inregelwaarde van de meetkring voor 0% en 100% in.
Bedrijfsmodus van de pompregeling definiëren
Definieer de gewenste bedrijfsmodus van de pompregeling: pompre-
geling 1/2 (dezelfde looptijd) of pompregeling 3/4 (vaste volgorde).
Bovendien kan de modus staffel- of pompwisselmodus worden
gekozen. Details over de werking vindt u in de inbedrijfname-assistent
en in de hierna genoemde toepassingsvoorbeelden.
Pompen configureren
In deze stap kan een geforceerde pompomschakeling worden
geactiveerd. Bij instrumenten met digitale ingang kan bovendien
een bewaking van de pompen worden geconfigureerd. Details over
de werking krijgt u van de inbedrijfname-assistent en vindt u in de
volgende toepassingsvoorbeelden.
Relaisschakelpunten configureren
Voer de relaisschakelpunten in, waarbij de pompen moeten worden
geschakeld.
Meetwaardeweergave configureren
In de laatste stap kunt u configureren, welke en hoeveel meetwaar-
den op het display moeten worden weergegeven. Bovendien kan de
basis van de weergavewaarde, het weergaveformaat en de optionele
bargraph worden gedefinieerd.
11.2.2
Toepassingsvoorbeeld pompregeling 1/2
Werkingsprincipe
De pompsturing 1/2 wordt gebruikt, om meerdere pompen met de-
zelfde functie afhankelijk van de momentele looptijd aan te sturen. De
pomp met de laagste looptijd wordt telkens ingeschakeld en de pomp
met de langste looptijd uitgeschakeld. Bij grotere vraag kunnen alle
pompen afhankelijk van de ingestelde schakelpunten ook tegelijker-
46
VEGAMET 862 • 4 ... 20 mA/HART