11 Toepassingen en functies
Rel. 1
Rel. 2
100%
Rel. 1: 90%
Rel. 2: 5%
0%
Fig. 16: Voorbeeld voor niveaumeting liggende ronde tank
11.1.1
Inbedrijfname
Een toepassingsassistent begeleidt u door de meest gebruikelijke
keuzemogelijkheden. De overige toepassingsopties zijn op de betref-
fende DTM-/app-pagina's beschikbaar. Een aanvullende beschrijving
van alle beschikbare toepassingsopties zijn in de online-help van de
DTM te vinden.
De volgende stappen moeten bij de toepassingsassistenten worden
doorlopen:
Toepassing kiezen
Kies onder de aangeboden opties de toepassing " Niveau opslag-
tank".
Meetkringnaam toekennen
Geef de meetkring een eenduidige benaming, zodat er geen verwis-
selingen met andere meetkringen kan optreden.
Sensoringang selecteren
Definieer, hoe de meetwaarde tussen sensor en regelaar moet
worden overgedragen (4 ... 20 mA of HART). Bij de keuze van HART
moet bovendien de gewenste sensor worden gekozen. Indien HART
ook bij de sensor ter beschikking staat, moet de HART-keuze worden
gebruikt, omdat hier een hogere nauwkeurigheid kan worden bereikt.
Sensorspecificaties definiëren
Bij de toepassing van analoge 4 ... 20 mA-sensoren, moet direct in de
sensor het bij de toepassing passende meetbereik worden ingesteld
om de maximale nauwkeurigheid te bereiken. Dit meetbereik moet
ook in de assistent samen met het sensortype en de meeteenheid
worden opgenomen.
Bij toepassing van HART-sensoren hoeft alleen de gewenste sensor-
waarde met eenheid te worden gedefinieerd.
42
VEGAMET 862 • 4 ... 20 mA/HART