7 Met de geïntegreerde display- en bedieningseenheid in bedrijf nemen
Sensoringang toewijzen
Meetplaats 2 deactiveren
Demping
Linearisatie
28
overgedragen. De inregeling moet daarom altijd op VEGAMET 862
worden uitgevoerd, nooit op de sensor. Hierbij staan verschillende
meetgrootheden en maateenheden ter beschikking. Er kan echter
altijd slechts één HART-waarde per meetpunt worden gekozen en
weergegeven.
Bij de aansluiting van HART-sensoren staan onder andere de volgen-
de keuzemogelijkheden ter beschikking:
•
PV (Primary Value)
•
SV (Secondary Value)
•
TV (Tertiary Value)
•
QV (Quarterly Value)
Voorwaarde hiervoor is de ondersteuning van de HART-commando's
0, 1, 3 en 15. Deze informatie en welke meetwaarden hierbij worden
overgedragen, moet in de handleiding van de betreffende sensorfa-
brikant worden gevonden.
Voer na de keuze van het ingangstype " HART" eerst het sensor zoe-
ken uit. Alle aangesloten HART-sensoren worden daarna opgesomd
en u kunt de gewenste sensor selecteren. Daarna kunt u nog de
passende sensorwaarde definiëren. In het menupunt " Sensorinfo"
staat informatie zoals bijv. sensortype, meetbereik, serienummer,
HART-adres, sensor-TAG, ... ter beschikking.
Via het menupunt " Sensoringang" wordt vastgelegd, welke van de
beide ingangen aan meetplaats 1 resp. meetplaats 2 wordt toegewe-
zen. Af fabriek is de volgende toewijzing ingesteld:
•
Meetplaats 1 -> sensoringang 1
•
Meetplaats 2 -> sensoringang 2
Indien meetplaats 2 niet wordt gebruikt, kan deze via deze functie
worden gedeactiveerd. Dit heeft als voordeel, dat bij een niet aange-
sloten sensoringang geen storingsmelding wordt gegeven.
Om variaties in de meetwaarde-aanwijzing bijv. door onrustige
mediumoppervlakken te onderdrukken, kan een integratietijd worden
ingesteld. Deze tijd mag tussen 0 en 999 seconden liggen. Let erop,
dat daarmee echter ook de reactietijd van de meting groter wordt en
er op snelle meetwaardeveranderingen vertraagd wordt gereageerd.
In de regel is een tijd van enkele seconden voldoende, om de meet-
waarde-aanwijzing verregaand te stabiliseren.
Een linearisatie is bij alle tanks nodig, waarbij het tankvolume niet
lineair toeneemt met de vulhoogte - bijv. bij een liggende cilindrische
tank of een kogeltank. Voor deze tanks zijn bijbehorende linearisatie-
curves opgenomen. Deze geven de verhouding tussen het procentu-
ele niveau en het tankvolume aan. Door activering van de passende
curve wordt het procentuele tankvolume correct aangewezen. Indien
het volume niet in procenten, maar bijvoorbeeld in liters of kilogram
moet worden aangewezen, kan ook nog een schaalverdeling worden
ingesteld.
Bij het instellen van een flowmeting moet een bij de bouwkundige
omstandigheden passende linearisatiecurve worden gekozen. Hier
VEGAMET 862 • 4 ... 20 mA/HART