2. FUNCTIONELE SPECIFICATIES
W.L.L. standard/Met hijsblok (kg)
Speed standard/Met hijsblok (m/min)
Vermogen (Kw)
Spanning bij start(A)
Nominale spanning (A)
Voedingsspanning (V)
Bedieningsspanning (V)
Frequentie (Hz)
Ø van de stalen kabel (mm)
Gewicht van de kabel per meter (kg)
Gewicht van std takel (zonder staaldraad) (kg)
Gewicht haspel met 20 m met staaldraad (kg)
Gewicht haspel met 27 m met staaldraad (kg)
Gewicht haspel met 40 m met staaldraad (kg)
Gewicht kit takel (kg)
L pA dB(A)
L WA dB(A)
3. ACCESSOIRES EN
RESERVEONDERDELEN
De volgende onderdelen en accessoires kunnen door
de gebruiker bevoorraad en gemonteerd worden:
• Hoge
en
lage
verwisselbaar).
• Hijskabel uitgerust met een haak met oog.
• Zekering.
• Voedingscontact (elektricien).
4. BEVESTIGING – MONTAGESCHEMA'S
Controleer of het vast bevestigingspunt een
voldoende weerstand biedt voor de toe te passen
last.
Als de bevestiging van het toestel moet gebeuren
op een plaats die gevaarlijk kan zijn voor de
operator, moeten alle veiligheidsmaatregelen
beschreven in de Arbeidsreglementering genomen
worden om op deze manier risico's die men in deze
bewerking niet beheerst, uit te sluiten. In dit geval
is het verkieslijk de hijskabel in het toestel te
plaatsen vóór de bevestiging (zie hoofdstuk 5).
Het toestel kan in ophanging of steunend op het
onderstuk worden gebruikt.
4.1 Hangende bevestiging van het toestel
Dit is de eenvoudigste en meest gebruikte manier
van montage. De bevestiging van het toestel mag
uitsluitend gebeuren met de haak (behalve 4.2
hieronder) en nooit met het handvat. Het is
onmogelijk de haak van de kabel op het vast punt
te bevestigen om het toestel al verplaatsend op de
kabel te doen werken (Fig. 3 verplichte montage,
Fig. 4 verboden montage).
(Op aanvraag: andere spanningen en frequenties)
TR10
1 ~
100 / 300
15 / 7,5
0,25
17,3
3,9
230
230
50
6,5
0,17
21
+ 23
+ 28
+ 30
+ 9
74
86
eindaanslag
(onderling
TR30
TR30S
1 ~
1 ~
300 / 600
300 / 600
5 / 2,5
13 / 6,5
1,1
16
8
230
230
50
6,5
0,17
32
-
-
-
+ 10
73
76
85
88
De haak van het toestel moet in het orgaan van het
bevestigingspunt worden geplaatst zodat dit orgaan
tot op de bodem van de haak vastzit. De
veiligheidsklep van de haak moet volledig gesloten
zijn. Als men hinder ondervindt bij de articulatie
van
de
haak
bevestigingsorgaan, is het verplicht een strop
ertussen te plaatsen met het aangepaste
vermogen.
4.2 Bevestiging van het toestel steunend op
het onderstuk
Dit soort installatie vereist bijzondere voorzorgen:
1. Het steunoppervlak waarop het toestel geplaatst
wordt moet vlak en horizontaal zijn.
2. Deze oppervlakte moet voor de doorgang van
de twee kabelstrengen een opening bezitten
waarvan de configuratie en de afmetingen
aangegeven zijn in figuur 24, een aanzicht van
het steunoppervlak van het toestel en de
plaatsing op de opening.
3. Het toestel moet geplaatst worden zodat de
hijskabel onder last niet wrijft tegen de wanden
van de opening, en zodat de eindaanslagen,
bevestigd op de kabel, in contact kunnen komen
met de hendels eindaanslagen van het toestel.
4. Het toestel moet gestabiliseerd worden zodat het
geen enkele verplaatsing kan ondergaan.
5. Het platform waarop het toestel steunend wordt
geplaatst moet de stabiliteit en de weerstand
hebben die vereist zijn voor de veiligheid van de
bewerking.
6. De last moet vrij kunnen hangen (Fig. 5) of
gekoppeld aan het toestel via een omkeerschijf,
die zich verplicht en strikt loodrecht op het toestel
moet bevinden (Fig. 6).
5
TR50
3 ~
1 ~
500 / 950
7 / 3,5
1,1
19 / 11
16
5,9 / 3,4
8
230 / 400
230
48
230
50
6,5
0,17
28
32
-
-
-
-
-
-
+ 10
78
90
van
het
toestel
met
3 ~
19 / 11
5,9 / 3,4
230 / 400
48
28
-
-
-
NL
het