9. Het meten
Overschrijd nooit de maximaal toegestane ingangswaarden. Raak geen
schakelingen of schakelcomponenten aan, als hierin hogere spanningen als
33 V/ACrms 75 V/DC kunnen voorkomen! Levensgevaar!
Controleer voor het begin van de metingen de aangesloten meetkabels op
beschadigingen zoals bijv. sneden, scheuren of geplette segmenten. Defecte
meetkabels mogen niet meer worden gebruikt! Levensgevaar!
Pak de meetpunten tijdens het meten niet vast boven de voelbare handgreep-
markeringen.
Verwijder om veiligheidsredenen alle ongebruikte meetkabels van het meetapparaat.
Als het meetbereik wordt overschreden, wordt een overloop in het display aangegeven met
"OL". Het spanningsbereik heeft een ingangsweerstand van >10 MOhm. In alle meetfuncties
is de automatische bereikselectie (Auto-bereik) actief. Deze functie stelt automatisch het juiste
meetbereik in.
a) Spanningsmeting "V"
Zorg bij elke spanningsmeting dat het meetapparaat zich niet in een andere meetfunctie bevindt.
Voor het meten van gelijkspanningen "DC" (V) gaat u als volgt te werk:
•
Schakel de DMM in met de draaischakelaar (4). Selecteer het meetbereik "V".
•
Verbind dan de meetpunten met het meetobject (batterij, stroomkring, etc.).
•
Druk indien nodig op de toets Select (3). In het display verschijnt DC.
Het rode meetpunt staat voor de pluspool, het zwarte meetpunt staat voor de minpool.
•
De betrokken polariteit van de meetwaarde wordt samen met de actuele meetwaarde in het
display weergegeven.
•
Als in een gelijkspanningsmeting een minteken "-" voor de meting staat, is de gemeten
spanning negatief (of zijn de meetkabels in omgekeerde positie).
•
Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object en zet de DMM uit. Zet de
draaischakelaar op "OFF".
68