Belichtingsstand
De belichtingsstand bepaalt hoe de camera de sluitertijd en het diafragma instelt bij
het regelen van de belichting. Er zijn vier standen: geprogrammeerd automatisch (P),
sluitertijdvoorkeuze (S), diafragmavoorkeuze (A) en handmatig (M).
CPU-objectieven (alle belichtingsstanden)
Als u een CPU-objectief gebruikt dat voorzien is van een diafragmaring, dient u de diafragma-
ring op de laagste waarde (hoogste f/-getal) te zetten. Bij andere instellingen wordt de ont-
spanknop buiten werking gesteld en toont de diafragma-indicator op het LCD-venster en in
de zoeker een knipperend
Controle scherptediepte
Als u een indruk van het effect van het diafragma wilt
krijgen, houdt u de knop voor scherptedieptecontrole inge-
drukt. Het objectief wordt ingesteld op de diafragmawaarde
die de camera (in de standen P en S) of de gebruiker (in de
standen A en M) heeft gekozen. Hierdoor is de scherptediepte zichtbaar in de zoeker. (Als
een optionele SB-800 of SB-600 fl itser is bevestigd, wordt de instelfl its geactiveerd.)
b1—ISO Auto (
Wanneer u Aan heeft geselecteerd bij Persoonlijke Instelling b1 (ISO auto), dan varieert de
camera de gevoeligheid automatisch tussen 200 – 1600 (ISO-equivalent) voor een optimale
belichting wanneer de maximale waarden van het belichtingsmeetsysteem worden over-
schreden (belichtingsstand P, S, en A) of wanneer er geen optimale belichting kan worden
bereikt bij de sluitertijd en het diafragma dat de gebruiker heeft geselecteerd (belichtings-
stand M). Wanneer een andere gevoeligheid wordt gebruikt dan de door de gebruiker gese-
lecteerde waarde, knippert ISO-AUTO in het LCD-venster achterop de camera en verschijnt
er een knipperend ISO-A in de zoeker. In de foto-informatie van foto's waarbij de gevoelig-
heid gewijzigd is, wordt de ISO-waarde rood weergegeven. NB: Hoe hoger de gevoeligheid,
des te groter wordt de kans op "ruis" op de foto.
Aan kan niet worden geselecteerd voor ISO auto als de gevoeligheid is ingesteld op HI-1 of
HI-2. Omgekeerd kan HI-1 of HI-2 niet worden geselecteerd als ISO auto is ingeschakeld. Als
een fl itser wordt gebruikt wanneer ISO auto is ingeschakeld, wordt de ISO-waarde vastgezet
op de waarde die de gebruiker heeft geselecteerd. Als ISO auto is ingeschakeld wanneer
automatische belichtingsbracketing is geselecteerd in belichtingsstand M, varieert het bracke-
tingprogramma de gevoeligheid rondom de waarde die de gebruiker heeft geselecteerd.
b7—Fijnafst.belichting (
U kunt de optimale belichting voor elke lichtmeetmethode afzonderlijk bijstellen. (Merk op dat
het pictogram voor belichtingscorrectie niet wordt weergegeven als de belichting is bijgesteld).
e4—Instellicht (
Als Uit is geselecteerd voor persoonlijke instelling e4 (Instellicht), gebruikt de optionele SB-
800 of SB-600 geen instelfl its wanneer u de knop voor scherptedieptecontrole indrukt.
. Type G objectieven zijn niet voorzien van een diafragmaring.
180)
183)
191)
83