Stap 5—Controleer de belichting
In belichtingsstand P (geprogrammeerd automatisch)
stelt de camera automatisch de sluitertijd en het di-
afragma in wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Controleer de sluitertijd- en de diafragma-indicator in de
zoeker voordat u een foto maakt. Als de foto bij de hui-
dige instellingen onder- of overbelicht zou worden, dan
toont de sluitertijd- of de diafragma-indicator één van de
symbolen in de onderstaande tabel.
Symbool
Foto wordt overbelicht. Kies een lagere gevoeligheid of gebruik een optioneel
grijsfi lter
Foto wordt onderbelicht. Kies een hogere gevoeligheid (
een optionele fl itser (
Sluitertijd en cameratrilling
Om onscherpe foto's veroorzaakt door cameratrilling te voorkomen, dient de sluitertijd
sneller te zijn dan de omgekeerde waarde van de brandpuntsafstand in seconden (als het
objectief bijvoorbeeld een brandpuntsafstand van 50 mm heeft, dan dient de sluitertijd snel-
1 60
ler dan
sec. te zijn). Bij lange sluitertijden wordt aanbevolen een statief te gebruiken. Om
onscherpe foto's te voorkomen kunt u de gevoeligheid verhogen (
jectief gebruiken. Om onscherpe foto's te voorkomen bij een sluitertijd van
kunt u een optionele fl itser (
Betekenis
104).
104) gebruiken.
50–51) of gebruik
50–51) of een VR-ob-
1 60
sec. of trager
33
5