3.5 WERKZAAMHEDEN TER VOORBEREIDING VAN DE INSTALLATIE
In de afbeelding wordt een voorbeeld van een automatiseringsinstallatie met Nice-componenten weergegeven.
5
A
A Fotocellen
B Fotocellen op zuiltje
C Sleutelschakelaar
D Slagboombarrière
TECHNISCHE SPECIFICATIES VAN DE ELEKTRICITEITSKABELS
Identificatie
Kabelkenmerken
Kabel VOEDING REDUCTIEMOTOR
1 kabel 3 x 1,5 mm
1
Maximale lengte 30 m [opmerking 1]
BLUEBUS kabel
2
1 kabel 2 x 0,5 mm
Maximale lengte 30 m
Kabel SLEUTELSCHAKELAAR
1 kabel 4 x 0,25 mm
3
Maximale lengte 30 m
Kabel KNIPPERLICHT OPTIONEEL, bijgeleverd
Andere kabels
Kabel LICHTEN SLAGBOOM
De bovengenoemde onderdelen zitten volgens een standaard-
schema op vaste plaatsen. Bepaal aan de hand van het refe-
rentievoorbeeld van het schema in "Afbeelding 5" ongeveer de
positie waarop elk onderdeel van de installatie gemonteerd moet
worden.
Opmerking 1
Als de voedingskabel langer is dan 30 m, is er
een kabel met een grotere doorsnede nodig (3 x 2,5 mm
en moet er een aarding worden aangebracht in de nabij-
heid van de automatisering.
Als in de plaats van een keuzeschakelaar een
Opmerking 2
ETPB transponderkaartlezer wordt gebruikt of een digi-
taal toetsenbord EDSP, is een kabel met 2 geleiders vol-
doende (2 x 0,5 mm
6 – NEDERLANDS
C
B
2
2
2
[opmerking 2]
2
).
2
A
3
a
De gebruikte kabels moeten geschikt zijn voor het
type omgeving waar de automatisering geïnstalleerd
wordt.
a
Tabel 2
Houd er tijdens het leggen van de leidingen voor de
doorgang van de elektriciteitskabels rekening mee
dat de aansluitleidingen door mogelijke afzettingen
van water, dat aanwezig is in de verdeelschachten,
voor condensvorming kunnen zorgen in de bestu-
ringseenheid, hetgeen de elektronische circuits kan
beschadigen.
a
Alvorens de installatie uit te voeren, moeten de be-
nodigde elektriciteitskabels voor uw systeem worden
gelegd volgens de informatie van de "Afbeelding 5"
en van het hoofdstuk "TECHNISCHE KENMERKEN".
)
2
B
D
2
1