4.3 ADRESSERING VAN DE AANGESLOTEN
INRICHTINGEN MET BLUEBUS-SYSTEEM
Het systeem "BlueBUS" biedt de mogelijkheid om de besturing-
seenheid via adressering met speciale jumpers de fotocellen te
laten herkennen en de correcte detectiefunctie toe te kennen.
Adressering dient zowel op TX als op RX uitgevoerd te worden
(waarbij de jumpers op dezelfde manier geplaatst moeten wor-
den); hierbij dient u na te gaan of er geen andere stellen fotocellen
met hetzelfde adres bestaan.
Hieronder vindt u een adresseringsschema van de fotocellen,
naar type.
29
I I
F O T O 1
I
F O T O I
1
F O T O
F O T O
ADRESSEN VAN DE FOTOCELLEN
Fotocel
FOTO
Fotocel buitenzijde h = 50 die bij het
sluiten in werking treedt (stopt en keert de
beweging om)
FOTO II
Fotocel buitenzijde h = 100 die bij het
sluiten in werking treedt (stopt en keert de
beweging om)
FOTO 1
Fotocel binnenzijde h = 50 die bij het
sluiten in werking treedt (stopt en keert de
beweging om)
FOTO 1 II
Fotocel binnenzijde h = 100 die bij het
sluiten in werking treedt (stopt en keert de
beweging om)
FOTO 2
Fotocel buitenzijde die bij het openen in
werking treedt
FOTO 2 II
Fotocel binnenzijde die bij het openen in
werking treedt
FOTO 3
Eén enkele fotocel die de hele
automatisering dekt
FA1
Fotocel voor openingscommando
(de draadbrug A aan de achterkant van de
TX- en RX-platen doorsnijden)
FA2
Fotocel voor openingscommando
(de draadbrug A aan de achterkant van de
TX- en RX-platen doorsnijden)
14 – NEDERLANDS
I I
F O T O 1
F O T O I
I
F O T O 1
F O T O
Tabel 4
Positie van bruggen
m
Aan het einde van de installatieprocedure, of nadat
er fotocellen of andere inrichtingen zijn verwijderd,
moet de herkenningsprocedure worden uitgevoerd
(zie de paragraaf "Herkenning van inrichtingen").
5
EINDCONTROLES EN START
5
EINDCONTROLES EN START
5.1 AANSLUITING OP DE VOEDING
a
De voedingsaansluiting moet worden gemaakt door
ervaren, deskundig personeel dat in het bezit is van
de vereiste kenmerken, met volledige inachtneming
van wetten, voorschriften en reglementen.
Sluit de besturingseenheid aan op een leiding van de elektrische
stroomvoorziening die correct geaard is. Voorziet een inrichting
om zich van het net los te koppelen, met een afstand tussen de
contacten die een complete loskoppeling garandeert in de om-
standigheden van overspanning categorie III, ofwel een systeem
van stekker en stopcontact.
Zodra er spanning op het product komt te staan, is het raadzaam
enkele eenvoudige controles uit te voeren:
controleer of de leds op de centrale knipperen.
1.
2.
controleer of ook de leds op de fotocellen (zowel op TX als
op RX) knipperen; het is niet van belang hoe ze knipperen,
dat hangt van andere factoren af.
controleer of het apparaat dat is aangesloten op de FLASH
3.
uitgang of het led-knipperlicht XBA7, uit zijn (fabrieksinstel-
lingen).
Als dit alles niet gebeurt, dient u onmiddellijk de voeding naar
de besturingseenheid af te sluiten en de elektrische aansluitingen
nauwkeuriger te controleren.
Meer nuttige informatie over het opsporen en analyseren van sto-
ringen vindt u in paragraaf "Problemen oplossen".
5.2 HERKENNING VAN INRICHTINGEN
Nadat de installatie van stroom is voorzien dient de besturing-
seenheid de op de ingangen "BlueBUS" en "STOP" aangesloten
inrichtingen te herkennen. Vóór deze fase knipperen de leds "L1"
en "L2" om aan te geven dat de procedure voor het herkennen
van de inrichtingen moet worden uitgevoerd.
m
De herkenningsfase moet ook worden uitgevoerd als
er geen enkele inrichting verbonden is met de bestu-
ringseenheid.
30
Flash Bluebus Stop
Sbs
Open Close
L1
L2