11
Insteltoetsen +/-
De toetsen dienen voor
het instellen van de temperaturen in de
verschillende koelzones.
het veranderen van de tijdinstelling van de
speciale functie Timer.
12
Toets „super"
Dient voor het inschakelen van de functies
superkoelen (koelruimte) en supervriezen
(vriesvak) (zie het hoofdstuk Superkoelen resp.
het hoofdstuk Supervriezen).
Bevestigingstoets
13
Deze toets dient voor het bevestigen van de
geselecteerde speciale functies.
Toets alarm/lock
14
De toets dient voor het
uitschakelen van het alarmsignaal (zie het
hoofdstuk Alarmfunctie)
uitschakelen van de toetsvergrendeling (zie
het hoofdstuk Speciale functies).
Apparaat inschakelen
Schakel het apparaat in met de toets aan/uit 1.
Het alarmsignaal is te horen. De temperatuurindicatie
diepvriescompartiment 6 en de indicatie alarm lichten
op.
Druk de toets alarm 14 in. Het alarmsignaal wordt
uitgeschakeld en de indicatie alarm stopt met
knipperen.
De temperatuurindicatie diepvriescompartiment 6 geeft
de ingestelde temperatuur aan.
De indicatie alarm dooft zodra het apparaat de
ingestelde temperatuur heeft bereikt.
De vooringestelde temperaturen worden na meerdere
uren bereikt. Leg pas daarna levensmiddelen in het
apparaat.
Temperatuur instellen
Ga als volgt te werk om instellingen op het apparaat op
te geven:
1. Selecteer met de selectietoetsen
koelcompartiment 1, verskoelcompartiment 3 of
diepvriescompartiment 5 het gewenste
compartiment.
2. Stel met de insteltoetsen +/- 11 de gewenste
temperatuur in.
Koelcompartiment
(van +2 °C tot +10 °C instelbaar)
Wij raden een instelling van +4 °C aan.
Gevoelige levensmiddelen niet warmer dan bij +4 °C
bewaren.
Verskoelcompartiment
(van 0 °C tot +8 °C instelbaar)
Wij raden een instelling van 0 °C aan.
Aanwijzing
Stel de temperatuur van het verskoelcompartiment
warmer in als er zich rijp op de gekoelde waren
optreedt!
Diepvriescompartiment
(van -16 °C tot -26 °C instelbaar)
Wij raden een instelling van -18 °C aan.
Alarm function
Door indrukken van de alarmtoets wordt het
alarmsignaal uitgeschakeld.
In de volgende gevallen kan het alarm afgaan:
Deuralarm
Als het apparaat langere tijd open staat, wordt het
deuralarm (continu signaal) ingeschakeld. Door de
deur te sluiten op op de toets alarm 14 te drukken,
wordt het alarmsignaal weer uitgeschakeld.
Temperatuuralarm
Het temperatuuralarm wordt ingeschakeld als het te
warm in het apparaat is en de levensmiddelen gevaar
lopen.
Als de levensmiddelen geen gevaar lopen, kan het
akoestische en optische signaal optreden bij:
Het in gebruik nemen van het apparaat.
Het laden van grote hoeveelheden verse
levensmiddelen.
In het desbetreffende display verschijnt "Alarm" en er
wordt een alarmsignaal weergegeven.
Als u de toets alarm indrukt, verschijnt in het
temperatuurindicatie gedurende enkele seconden de
warmste temperatuur die in het diepvriescompartiment
heeft geheerst. Daarna wordt weer de ingestelde
temperatuur weergegeven.
De indicatie "alarm" verdwijnt zodra de ingestelde
temperatuur weer is bereikt.
Aanwijzingen
Half of geheel ontdooide diepvrieswaren niet
opnieuw invriezen.
Pas nadat het is verwerkt tot een panklaar gerecht
(gekookt of gebraden), kan het opnieuw worden
ingevroren.
De maximale bewaartijd niet meer ten volle benutten.
Als het in het koelcompartiment te warm is
geworden, kunt u de warm geworden waren het
beste verhitten alvorens deze te consumeren. Rauwe
levensmiddelen in geval van twijfel niet meer
gebruiken.
nl
47