2.1.7
Speciale functies
Wanneer een speciale functie actief is, wordt een specifiek be-
richt weergegeven op het display van de bedieningsinterface
van het apparaat.
Bescherming activering pomp tijdens een sanitair verzoek
Als tijdens een sanitair verzoek de aanvoertemperatuur van de
brander lager is dan die van de boiler, wordt de pomp niet ge-
start.
Vorstbeveiliging
De functie van de antivriesbescherming is het systeem bescher-
men tegen bevriezing.
Wanneer de vorstbeveiliging actief is, verschijnt de melding
"AFro" op het display.
De volgende interventies zijn voorzien:
− Antivriesbescherming verwarmingsketel: Als de tem-
peratuur van de aanvoersensor van het apparaat onder
5 °C daalt, wordt de brander ingeschakeld en blijft deze
branden totdat de aanvoertemperatuur 10 °C overschrijdt
(met de externe sonde aangesloten, wordt de beveiliging
alleen geactiveerd met een buitentemperatuur van <10
°C).
− Antivriesbescherming verwarmingscircuit: Als de bran-
der gedurende 6 opeenvolgende uren uitgeschakeld
blijft, wordt gedurende 5 minuten de circulatiepomp
van het apparaat geactiveerd. Als de temperatuur van de
aanvoersensor van het apparaat onder 5 °C daalt, wordt
de brander ingeschakeld en blijft deze branden totdat de
aanvoertemperatuur 10 °C overschrijdt (met de externe
sonde aangesloten, wordt de beveiliging alleen geacti-
veerd met een buitentemperatuur van <10 °C).
− Antivriesbescherming boiler sanitair water: Als de tem-
peratuur van de boilersensor lager is dan 5°C, wordt
de brander ingeschakeld en worden de circulatiepomp
en de 3-wegskeerklep geactiveerd. De brander blijft in
werking tot het moment waarop de temperatuur van de
boilersensor 10°C overschrijdt en de circulatiepomp blijft
in werking tijdens de nacirculatie. Als de externe sensor
aangesloten is, wordt de bescherming alleen geactiveerd
als de waarden van de buitentemperatuur < 10 °C.
Ontluchting
De functie wordt automatisch geactiveerd bij de eerste ontste-
king en elke keer dat de stroomvoorziening wordt hersteld.
Wanneer de functie actief is, verschijnt de melding "Air" op het
display.
Tijdens de ontluchting wordt de circulatiepomp geactiveerd om
via de automatische ontluchtingsklep van het apparaat lucht uit
de installatiecircuit te laten ontsnappen.
De status van de signalisatielampje gaat groen knipperen.
In geval van een lage-drukfout (40 en 41) of een fout van de
druktransductor (42), wordt de ontluchtingscyclus onderbroken.
Antilegionella-functie - Alleen met boilersensor
De functie wordt automatisch geactiveerd als de boilersensor
aangesloten wordt, telkens als de stroomvoorziening hersteld
wordt of dagelijks indien noodzakelijk.
Als de functie geactiveerd is, verschijnt de aanduiding "ALE9"
naast de temperatuur van de boiler.
De functie verhoogt de temperatuur van het water in de boiler
tot 65°C en behoudt ze gedurende 30 minuten.
Na deze tijd wordt de normale werking van het apparaat her-
steld.
Bescherming tegen oververhitting
Deze functie voorkomt mogelijke actie van de veiligheidsther-
mostaat.
Als de keteltemperatuur de in deze parameter ingestelde waarde
overschrijdt, schakelt de brander uit en blijft de circulatiepomp
werken om de overtollige warmte af te voeren (postcirculatie).
Activering van circulatiepomp en 3-wegklep elke 24 uur
Elke 24 uur worden de circulatiepomp en de 3-weg omscha-
kelklep 30 seconden geactiveerd (alleen in verwarmingsmodus
0,1,4).
Deze functie voorkomt dat de circulatiepomp en de klep in een
bepaalde positie worden geblokkeerd.
17
GEBRUIK