c) Controleren van de schakelfunctie
Wanneer u de knop "CH3" (4) voor kanaal 3 bedient,
moet de aan de ontvangeruitgang 3 (CH3) aangesloten
servo van één eindpositie naar de andere eindpositie
bewegen.
De respectievelijke draairichting en de draaihoek kun-
nen later bij het programmeren van de afstandsbedie-
ning individueel ingesteld worden.
d) Fail Safe-functie
In de ontvanger is een failsafe-functie voor de gasservo
(CH2) geïntegreerd. Bij ontvangstverlies aan de ont-
vanger zal de gasservo, resp. een aangesloten toeren-
teller in een programmeerbare positie overgaan. Bij
een model met verbrandingsmotor wordt bij voorkeur
de rem of minstens het stationair toerental geprogram-
meerd. Bij een elektrisch model wordt de stand „motor
uit" geprogrammeerd.
Voor de programmering moeten zender en ontvanger
ingeschakeld zijn. Breng nu de gashendel op de zender
in de positie die door de servo/toerenteller bij ontvangst-
verlies moet worden ingenomen. Druk nu met de stift die
aan de programmeerstekker hangt, op de toets in de ont-
vanger (1). De LED knippert kort. Als de LED opnieuw
permanent oplicht, is de failsafe-positie geprogrammeerd
en kunt u de stift opnieuw uit de ontvanger trekken.
Test de zonet uitgevoerde programmering en het gewenste effect door de zender tijdens het vooruit rijden uit te
schakelen. De gasservo, resp. de toerenteller moet nu het verder rijden voorkomen.
Let op:
De geprogrammeerde failsafe-positie van de servo, resp. toerenteller wordt na ca. 30 seconden automatisch beëin-
digd. De servo / toerenteller wordt terug naar de neutrale positie gebracht.
Bij inzet van een gasservo kunt u bij staande verbrandingsmotor iets gas geven en aansluitend de zender
uitschakelen. De gasservo moet dan onmiddellijk in de Fail Safe-stelling lopen. Bij een elektromodel met
elektronische snelheidsregelaar moet het voertuig worden opgebokt, zodat de wielen voor de test vrij
kunnen draaien.
110
4
Afbeelding 11
1
Afbeelding 12