5
.
B
5
.
B
E
D
I
E
N
I
N
G
E
D
I
E
N
I
N
G
5.1 Het starten en stoppen van de motor
1. Voor het starten van de motor dient de richtings-keuzeschakelaar links aan het stuur
in de neutraal stand staat (zie Figuur 5.1)
Figuur 5.1 | Versnellingspook
2. Draai de contactsleutel
naar stand "AAN".
Als het goed is, gaan er nu 2
lampjes branden, namelijk die
van oliedruk en die van de
laadstroom.
3. Als beide lampjes branden, dient de contactsleutel terug te worden gedraaid langs
"UIT" naar "VOORGLOEIEN". Als het lampje van het voorgloeien dooft, kan de
contactsleutel naar "START" worden gedraaid en de motor zal starten.
Let op!: Het voorgloeilampje is afgesteld op ongeveer 6 seconden. Bij
zeer lage temperaturen is het gewenst om langer dan deze 6 seconden
voor te gloeien. In Tabel 5.1 is af te lezen hoe lang er moet worden
doorgegaan met voorgloeien na het doven van het lampje.
Tabel 5.1 | Voorgloeitijden
Temperatuur
boven 10°C
tussen de -5°C en 10°C
onder de -5°C
maximale interval voor
continu voorgloeien
H
H
V
A
N
D
E
E
F
T
R
U
V
A
N
D
E
E
F
T
R
U
Figuur 5.2 | Het contact
Extra voorgloeitijd
Niet nodig
Ongeveer 5 sec.
Ongeveer 10 sec.
20 sec.
C
K
C
K
7