McCONNEL
Het remsysteem wordt met een hydraulisch servosysteem bekrachtigd, maar ALLEEN wanneer de
motor draait. Zonder deze bekrachtiging is er een grotere reminspanning nodig om het voertuig
veilig te kunnen controleren, wat resulteert in langere remafstanden. Neem altijd de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht:
Laat het voertuig nooit freewheelen met uitgeschakelde motor (de stuurinrichting wordt ook
1.
beïnvloed).
Wees voorzichtig als het voertuig wordt gesleept.
2.
Als de motor om welke reden dan ook moet stoppen terwijl het voertuig in beweging is, breng
3.
het voertuig dan zo snel als de verkeersomstandigheden toestaan tot stilstand. Een
hydraulische accumulator zorgt voor voldoende bekrachtiging om het voertuig te stoppen. Als
de accumulator waarschuwt voor lage druk, stop dan het voertuig en trap op de voetrem totdat
de waarschuwing is uitgeschakeld.
Denk eraan! Regelmatig onderhoud is van vitaal belang om ervoor te zorgen dat de remblokken op
slijtage worden gecontroleerd (vooral bij het werken in natte/modderige omstandigheden) en
regelmatig worden vervangen om veiligheid op lange termijn en optimale prestaties te waarborgen.
Wanneer nieuwe remblokken zijn gemonteerd, moet u ze enige tijd laten "inlopen" voordat
optimaal remmen wordt bereikt.
Hydraulisch PTO-systeem
Voor informatie over het optionele PTO-systeem (Airtec) of niet-standaard hydraulische systemen,
zie bijlagen.
Veiligheid
DE MOTOR MOET WORDEN UITGESCHAKELD VOORDAT DE PTO WORDT AANGESLOTEN OF INSTELLINGEN
WORDEN GEMAAKT.
Bedrijf
De PTO is hydraulisch aangedreven, is volledig onafhankelijk en kan dus altijd worden
ingeschakeld, mits het motortoerental niet te hoog is. De PTO wordt bestuurd door de hoofd-MCU-
monitor.
Let op, om een PTO-toerental van 540 tpm te bereiken, moet u een minimaal motortoerental van
ongeveer 2000 tpm handhaven met het standaard hydraulische systeem. U zult echter merken dat
het niet altijd nodig is om de PTO op deze snelheid te laten draaien voor de meeste
sproeioperaties, vooral bij het gebruik van lage toedieningssnelheden. Lagere PTO-toerentallen
resulteren in verminderde slijtage van de sproeipomp en het hydraulische systeem en een lager
motorvermogen, en kan helpen om schuimvorming in de sproeitank te voorkomen. U wordt
aangeraden om de pomp met een lagere snelheid te laten draaien, mits u uw toedieningssnelheid
en voldoende agitatie kunt bereiken. Snelheden tussen 350 en 450 tpm zijn gewoonlijk voldoende.
Bedrijf van de PTO
Automatische mode - In de automatische mode wordt de snelheid door het elektronische
systeem gecontroleerd en worden instellingen aan de hydraulische klep gemaakt om de vooraf
ingestelde PTO-snelheid te behouden. Hierdoor wordt de klep ingesteld en worden veranderingen
van de temperatuur, druk en invoerstroom gecompenseerd.
Handmatige mode - Dit is een zeer eenvoudige regeling waarbij de uitgang van de klep op een
bepaald percentage wordt ingesteld. Deze mode kan worden gebruikt als er geen
snelheidssignaalinvoer is die kan worden gebruikt om de snelheid te regelen. Dit is vaak het geval
bij sproeipompen van het centrifugale type.
Afstandsbediening - De PTO wordt bestuurd via een extern paneel in de buurt van de
cabinedeur. Deze wordt gebruikt bij het vullen van de sproeier. Voorgeprogrammeerde snelheden
voor zowel de motor als de PTO worden geactiveerd als de afstandsbediening ingeschakeld is. Hij
zal die PTO-mode die op dat moment (Auto of handmatig) op de MCU actief is, gebruiken.
De PTO wordt in- en uitgeschakeld met de PTO-knop op het
bedieningspaneel (druk er gedurende ½ seconde op). Een led op de
schakelaar geeft aan wanneer hij ingeschakeld is. De huidige snelheid
wordt op het PTO-informatiedisplay getoond, samen met de huidige status
en bedrijfsmode.
AGRIBUGGY A280 TREKKER EENHEID
37