3 AANSLUITEN
Positieve logica
*1 Tussenkringsmoorspoel
Bij de modellen tot 01160 dient u
Aansluitklemmen
de jumper bij het aansluiten van een
tussenkringsmoorspoel te verwijderen.
Signaalklemmen
Bij de modellen vanaf
01800 moet de meegeleverde
tussenkringsmoorspoel op deze klemmen
3-fasige AC-
stroomvoorziening
*2 Voor een aparte stroomvoorziening
van de regelkring verwijdert u
de bruggen en sluit u de netspanning
aan op de klemmen R1/L11 en S/L21.
Inputsignalen (geen netspanning aansluiten)
De functie van de klemmen
hangt af van de toewijzing
binnen de parameters.
(Pr. 178 tot pr. 189)
Voorinstelling
snelheid
*3 De klem JOG kan
als impulsinput worden
gebruikt. De keuze
verloopt via Pr. 291 .
Tweede parameterset
*4 De AU-klem
kan als PTC-
inputklem worden
gebruikt.
Vrijgave gewenste stroomwaarde
Automatische herstart na
Gezamenlijk referentiepunt voor regelinputs
24-V-DC-output/max. 100 mA belastingsstroom
Gezamenlijk referentiepunt voor regelinputs (positieve logica)*
*(Referentiepunt ext. stroomvoorziening bij aansturing via transistor)
Signaal voor gewenste frequentie (analoog)
Signaal voor gewenste frequentie
Aansluiting potentiometer
Ω
1/2 W, k
*5 Het inputbereik is via
parameters in te stellen. De
instelling in het kader is in
de fabriek vastgelegd.
(Pr. 73, pr. 267) .
Zet de keuzeschakelaar
Stroom-/spanningsinput voor
de keuze van de spannings-
input (0–5 V/–10 V) op
OFF en voor de keuze van de
stroominput (/4–20 mA)
op ON
*6 Als het signaal voor de gewenste frequentie
vaak verandert, bevelen wij de
potentiometer 2 W, 1 kΩ aan.
PAS OP
Om inductiestoringen te voorkomen, dient u de signaalleidingen minstens 10 cm van de vermogenskabels te leggen.
Let erop dat er bij de aansluitingswerkzaamheden geen geleidende voorwerpen in de frequentieomvormer terechtkomen.
Geleidende voorwerpen, zoals kabelresten of spanen die ontstaan bij het boren van montagegaten, kunnen fouten, alarmen en
storingen veroorzaken.
Let op een correcte instelling van de keuzeschakelaar voor de stroom-/spanningsinput. Een onjuiste instelling kan tot fouten leiden.
4
Aard
Jumper
*2
Aarde
Startsignaal voor
rechtsdraaiend
Startsignaal voor
linksdraaiend
Zelf-
vergrendeling
van het startsignaal
Hoge snelheid
Middelmatige
snelheid
Lage snelheid
Handbediening
Blokkering
regelinrichting
RESET-input
stroomuitval
(negatieve logica)*
Extra
Input
Input
klem 4
(Stroom-
input)
Aansluiting voor
plug-inkaarten
Remeenheid
Jumper
Jumper
Gebruik van het
interne ontstoringsfilter
Hoofdstroom
Stuurstroom
PU-
*5 Keuzeschakelaar
aansluiting
Stroom-/spannings-
input
USB-
aansluiting
0–5 V DC
0 tot 10 V DC
4 tot 20 mA DC
0–±10 V DC
0 tot ±5 V DC
4–20 mA DC
0 tot 5 V DC
0 tot 10 V DC
Aansluiting uitbreidingskaart
Aansluiting uitbreidingskaart
Aansluiting uitbreidingskaart
Afsluitweers
*7 De klem CN8 is alleen bij de modellen
(optioneel)
vanaf 02160 aanwezig.
*8 Remweerstand (FR-ABR)
Verwijder bij het aansluiten van een
remweerstand de jumper tussen
de klemmen PX en PR (00023 tot 00620).
De modellen tot beschikken over
een PR-klem. Zorg voor een hittebeveiliging
om oververhitting en afbranden van de
remweerstand te voorkomen.
De functie van de
Relais-
klemmen hangt af
output 1
van de toewijzing
(Alarmoutput)
binnen de
parameters.
(Pr. 195, pr. 196)
Relaisoutput 2
Open-collector uitgang
Signaaloutput voor
draaiende motor
De functie van de
Signaaloutput voor
klemmen hangt af
vergelijking gewenste/
van de toewijzing
werkelijke waarde frequentie
binnen de
Signaaloutput voor
parameters.
kortstondige stroomuitval
(Pr. 190 tot pr. 194)
Signaaloutput voor
overbelastingsalarm
Signaaloutput naar
controle van de outputfrequentie
Referentiepotentiaal voor signaaloutputs
Referentiepotentiaal negatieve/positieve logica
Analoge stroomoutput
(0 tot 20 mA DC)
Analoge output
(0–10 V DC)
Zendgegevens
Ontvangstgegevens
(Toegestane
tand
belastingsstroom 100 mA)
M
Motor
3~
Relaisoutput
RS485-interface