3.3 Aansluitklemmen van de regelkring
3.3.1 Toewijzing van de klemmen
A1
PC
AM
3.3.2 Aansluiten van het regelgedeelte
De klemmen PC, 5 en SE zijn referentiepotentialen voor de E/A-signalen en van elkaar geïsoleerd. De klem PC of SE
mag niet met klem 5 worden verbonden. Bij positieve logica wordt de bijbehorende regelfunctie geactiveerd door een
verbinding met de klem PC (STF, STR, STOP, RH, RM, RL, JOG, RT, MRS, RES, AU en CS).
Gebruik afgeschermde of getwiste leidingen voor het aansluiten van de klemmen van het regelgedeelte. Leg deze
leidingen niet samen met de vermogenskabels (inclusief de 230 V relaisschakeling).
Om contactfouten bij het aansluiten te vermijden,
gebruikt u meerdere parallelle contacten voor zwakke
signalen of tweelingcontacten.
Leg geen netspanning aan op de inputklemmen ( bijvoorbeeld STF) van de regelkring.
Zorg ervoor dat een spanning op de alarmoutputs (A, B, C) altijd verloopt via een relaisspoel, lamp, enz.
De aanbevolen leidingdiameter voor het aansluiten van het regelgedeelte bedraagt 0,75 mm
Bij gebruik van leidingdiameters van meer dan 1,25 mm
gemonteerd. Leg de leidingen zodanig, dat het frontpaneel correct kan worden gemonteerd.
De maximale lengte van de leiding bedraagt 30 m.
Het niveau van de stuursignalen kan worden omgeschakeld tussen positieve (SOURCE) en negatieve (SINK) logica. In
de fabriek is de frequentieomvormer ingesteld op positieve logica. Het omschakelen van de logica vindt plaats door het
omzetten van de jumper op het blok met de regelklemmen.
10
B1
C1
A2
B2
C2
RL
10E
10
2
5
4
RM
RH
RT
AU
STOP
1
SE
RUN
SU
IPF
OL
Contacten voor zwakke signalen
2
kan het voorkomen, dat het frontpaneel niet meer kan worden
CA SD PC
RES STF STR PC
FU MRS JOG CS
Tweelingcontacten
2
.