Bedrading
Sluit op de outputs geen door Mitsubishi niet daarvoor vrijgegeven modulen (zoals condensatoren voor de verbetering van de cos phi) aan. De
draairichting van de motor komt alleen overeen met de draairichtingsopdrachten (STF, STR) als de fasevolgorde (U, V, W) wordt aangehouden.
Diagnose en instelling
Stel voor de inbedrijfstelling de parameters in. Onjuist ingestelde parameters kan onvoorziene reacties van de aandrijving tot gevolg hebben.
Bediening
Als de automatische herstart geactiveerd is, dient u zich bij een alarm niet in de onmiddellijke nabijheid van de machines op te houden. De
aandrijving kan dan plotseling weer aanslaan.
De
toets is alleen actief als de bijbehorende functie geactiveerd is. Installeer een aparte noodschakelaar.
Wees er zeker van dat het startsignaal uitgeschakeld is als de frequentieomvormer na een alarm wordt gereset. Anders kan de motor
onverwacht aanslaan.
Er is een mogelijkheid om de omvormer via seriële communicatie of een instrumentatiebussysteem te laten aanslaan en stoppen. Afhankelijk
van de gekozen parameterinstelling voor de communicatiegegevens bestaat het gevaar dat de draaiende aandrijving bij een storing in het
communicatiesysteem of de datalijn niet meer langs die weg kan worden gestopt. Zorg in dat geval altijd voor extra veiligheidshardware
(bijvoorbeeld een blokkering van de regelinrichting via een besturingssignaal, een externe motorschakelaar, of iets dergelijks) om de
aandrijving te stoppen. Het bedienend en onderhoudspersoneel moet door middel van eenduidige en niet mis te verstane aanwijzingen ter
plaatse op dit gevaar worden gewezen.
De aangesloten last moet een draaistroom-asynchroonmotor zijn. Bij het aansluiten van andere lasten kunnen die en de frequentieomvormer
beschadigd raken.
Als tijdens de koppelregeling (sensorloze vectorregeling) de voorbekrachtiging wordt geactiveerd (signalen LX en X13), kan de motor met een
laag toerental starten, ook al is er geen startsignaal (STF of STR). Als een toerentalbegrenzing van 0 is ingesteld, draait de motor ook bij de
invoer van een startsignaal met een laag toerental. Activeer de voorbekrachtiging alleen als u zeker weet dat er door de draaiende motor geen
gevaar kan ontstaan.
Breng geen veranderingen aan in de hard- of firmware van de apparaten.
Deïnstalleer geen onderdelen, waarvan de de deïnstallatie niet in dezehadleiding wordt beschreven. Anders kan de frequentieomvormer
beschadigd raken.
De interne elektr. motorveiligheidsschakelaar van de frequentieomvormer garandeert geen beveiliging tegen oververhitting van de motor.
Maak geen gebruik van de vermogensschakelaar aan de netzijde om de frequentieomvormer te starten/stoppen.
Om elektromagnetische storing te vermijden, maakt u gebruik van ontstoringsfilters en volgt u de algemeen erkende regels voor de correcte,
elektromagnetisch compatibele installatie van frequentieomvormers op.
Neem maatregelen met betrekking tot de terugwerkingen op het stroomnet. Deze kunnen compensatie-installaties in gevaar brengen of
generatoren overbelasten.
Gebruik een voor het gebruik van de omvormer vrijgegeven motor. (Bij gebruik met een omvormer wordt de motorwikkeling sterker belast dan
bij gebruik op het stroomnet.)
Na het uitvoeren van een functie voor het wissen van parameters moet u de voor de werking benodigde parameters vóór een herstart opnieuw
instellen, omdat alle parameters dan naar de fabrieksinstellingen zijn teruggezet.
De frequentieomvormer kan gemakkelijk een hoog toerental produceren. Voordat u hoge toerentallen instelt, dient u te controleren of de
aangesloten motoren en machines geschikt zijn voor hoge toerentallen.
De DC-remfunctie van de frequentieomvormer is niet geschikt voor het voortdurend vasthouden van een last. Voorzie de motor voor dat doel
van een elektromechanische parkeerrem.
Voer voordat u een lang opgeslagen frequentieomvormer in gebruik neemt, altijd een inspectie en tests uit.
Om beschadiging door statische oplading te voorkomen, dient u een metalen voorwerp aan te raken voordat u de frequentieomvormer
aanraakt.
NOODSTOP
Neem passende maatregelen voor de beveiliging van motor en aangedreven machine ( bijvoorbeeld door een parkeerrem) voor het geval de
frequentieomvormer uitvalt.
Als de zekering aan de primaire zijde van de frequentieomvormer afslaat, controleert u of er iets mis is met de bedrading (kortsluiting), of er
sprake is van een interne schakelfout, enz. Stel de oorzaak vast, verhelp de storing en schakel de zekering weer in.
Als er beveiligingsfuncties geactiveerd zijn (d.w.z. dat de frequentieomvormer is uitgeschakeld met een foutmelding), volgt u de in het
handboek van de frequentieomvormer opgenomen aanwijzingen voor het oplossen van probleem. Daarna kan de omvormer worden gereset
en weer in gebruik worden genomen.
Onderhoud, inspectie en vervanging van onderdelen
In de regelkring van de frequentieomvormer mag geen isolatietest (isolatieweerstand) met een isolatiecontroletoestel worden uitgevoerd.
Verwijdering van de frequentieomvormer
U dient de frequentieomvormer te behandelen als industrieel afval.
Algemene opmerking
Veel van de diagrammen en afbeeldingen tonen de frequentieomvormer zonder afdekkingen of gedeeltelijk geopend. Gebruik de
frequentieomvormer nooit in geopende toestand. Monteer de afdekkingen altijd en volg altijd de aanwijzingen van de bedieningshandleiding op
als u de frequentieomvormer gebruikt.
PAS OP
PAS OP
GEVAAR
PAS OP
PAS OP
PAS OP
PAS OP