12 Bedrijfsstoringen
Storingsmeldingen
Probleem
F01
54
Mogelijke oorzaken
De deurdichting en/of het dichtingsvlak
aan de steriliseerkamer is vervuild of de
deurdichting is defect.
De deurdichting werd niet correct
geplaatst.
De steriliseerkamer is te warm of te
vochtig.
De helling van de autoclaaf is te vlak.
De condens kan niet naar achter uit de
steriliseerkamer afvloeien.
De autoclaaf staat in een te warme
omgeving.
De minimale afstanden tot de
omgevingsoppervlakken werden niet
gerespecteerd.
De uitlaatopening van de condensspoel
in de linkse kamer van de opslagtank
(waterafvoerzijde) wordt gehinderd.
Wat kunt u doen?
Controleer de deurdichting en het dichtingsvlak
aan de steriliseerkamer op vervuilingen en
vreemde voorwerpen en reinig ze eventueel.
Controleer de deurdichting op defecten en vervang
die indien nodig, zie
Deurdichting vervangen
[} pagina 44].
Controleer of de deurdichting correct is geplaatst,
zie
Deurdichting vervangen
de deurdichting zodanig in de groef dat het brede
dichtingsvlak naar de steriliseerkamer wijst.
Laat de autoclaaf afkoelen en wrijf de
steriliseerkamer met een pluisvrije doek droog.
TIP: Voor een succesvolle vacuümtest moet de
steriliseerkamer droog en koud zijn.
Controleer de helling van de autoclaaf naar achter.
Alleen bij een voldoende helling kan de condens
volledig naar achter uit de ketel afvloeien.
Vanuit een horizontale positie moeten de voorste
apparaatpoten met minstens vijf omwentelingen
worden uitgedraaid.
Schroef de beide filters "Condensterugloop" en
"Vacuüm" (beide direct onderaan in de bodem van
de steriliseerkamer, achteraan en vooraan) uit en
controleer of ze vervuild/verstopt zijn. Reinig de
filters indien nodig, zie
Filter in de ketel reinigen
[} pagina 46].
De omgevingstemperatuur moet < 40 °C bedragen.
Er wordt een maximale temperatuur van 25 °C
aanbevolen.
Houd de minimale afstanden tot de
omgevingsoppervlakken aan (zie aanwijzingen in
het technische handboek [Technical Manual]). Het
apparaat mag alleen worden ingebouwd wanneer
een voldoende ventilatie kan worden
gegarandeerd.
Controleer de uitlaatopening van de condensspoel
als volgt:
1.
Neem het tankdeksel van de interne
opslagtank af.
2.
Neem ook de vultrechter af indien die
aanwezig is.
3.
Controleer of de uitlaatopening van de
condensspoel vooraan onder het tankdeksel
verstopt is en of de rubberen afdekking de
opening bedekt.
[} pagina 44]. Plaats