CM14
3
Installatie
3.1
Goederenontvangst, transport, opslag
De toegestane omgevings- en opslagomstandigheden moeten worden aangehouden. De
exacte specificaties zijn opgenomen in de "Technische gegevens" → 38.
3.1.1
Goederenontvangst
Controleer het volgende bij de ontvangst van de goederen:
• Is de verpakking of de inhoud beschadigd?
• Ontbreekt er iets in de leveringsomvang? Vergelijk de leveringsomvang met de informatie
van de bestelling.
3.1.2
Transport en opslag
Houd de volgende punten aan:
• Verpak het instrument zodanig dat het is beschermd tegen schokken tijdens het transport
en de opslag. De originele verpakking biedt optimale bescherming.
• Het toegestane opslagtemperatuurbereik is –40 ... +85 °C (–40 ... +185 °F); het is mogelijk
het instrument gedurende een beperkte periode bij de grenstemperaturen op te slaan
(maximaal 48 uur).
3.2
Installatie
LET OP
Oververhitting door warmte-ontwikkeling in het instrument
‣
Waarborg, om warmte-opbouw te voorkomen, dat het instrument altijd voldoende wordt
gekoeld.
Wanneer het instrument wordt gebruikt in het gebied van de bovenste
temperatuurgrenswaarde vermindert de levensduur van het display.
De transmitter is ontworpen voor gebruik in een paneel.
De inbouwrichting wordt bepaald door de leesbaarheid van het display. Aansluitingen en
uitgangen zijn uitgevoerd aan de achterkant van het instrument. De aders worden
aangesloten via met nummers gecodeerde aansluitklemmen.
Omgevingstemperatuurbereik: –10 ... +60 °C (14 ... 140 °F)
3.3
Afmetingen
Houd een installatiediepte van 150 mm (5,91 ") aan voor het instrument inclusief klemmen
en bevestigingsclips.
Meer afmetingen zijn opgenomen in hoofdstuk "Technische gegevens" → 38.
Endress+Hauser
Installatie
9