TOETSENBORDFUNCTIES
1. CAL/MODIFY - Gebruikt om de kalibratiemodus te openen en af te sluiten. In SETUP gebruikt
om wijzigingen van een configuratie-instelling te initiëren.
2. GLP/CFM - Gebruikt voor de weergave van de GLP-kalibratie-informatie. In SETUP gebruikt
om aangebrachte wijzigingen te bevestigen. In de kalibratie gebruikt om de kalibratiepunten te
accepteren.
3. RANGE/u- Gebruikt om het meetbereik te selecteren. In SETUP gebruikt om naar rechts in de
keuzelijst te gaan. In log RCL gebruikt om de GLP-gegevens voor een gegevenspunt te bekijken.
4. SETUP/CLR- Gebruikt om de modus SETUP te openen/af te sluiten. Tijdens de kalibratie
gebruikt om voorgaande kalibratiegegevens te wissen. In log RCL gebruikt om logregistraties te
wissen.
5.
- Gebruikt om te bladeren door het menu SETUP. Gebruikt om de selectie te wijzigen bij
het aanpassen van een parameter in SETUP.
6. RCL (Recall) - Gebruikt om logregistraties of het % gebruikte logboekgeheugen te bekijken.
7. LOG - Gebruikt voor de registratie van gegevens via handmatige registratie op
aanvraag of handmatige registratie op stabiliteit of om intervalregistratie te starten/
stoppen.
Let op: U kunt de snelheid voor het laden van een parameterwaarde verhogen/
verlagen.
Ga als volgt te werk:
Druk op de toets of
de dubbele punt om de snelheid te verhogen waarmee een waarde wijzigt.
8
en houdt deze ingedrukt. Schuif uw vinger naar