3.11
Adaptieve piloot
- ROER: de stuurautomaat gebruikt de snelheid van de gyrotol om de benodigde hoeveelheid roer in te
schatten. Wanneer er een snelle verandering in de snelheid van de richtingaanwijzer optreedt, zal er
meer tegenroer worden gebruikt om dit tegen te gaan.
- TRIM: tijdens het varen kan de stuurautomaat zien of er een offset nodig is om zijn baan te corrigeren.
Dit kan worden gemeten tijdens bochten zonder de dissel te bewegen.
- DEMPING: de stuurautomaat kan oscillaties in de snelheid van de richtingaanwijzer van de
gyrotolsensor detecteren en demping aan het signaal toevoegen, waardoor een soepelere
vaarervaring mogelijk is.
- SENS: afhankelijk van de benodigde reactiesnelheid van de roeren wordt deze automatisch gede- of
verhoogd.
Voorbeeld 1: het schip vaart in een kanaal dicht bij stuurboord. Vaak moet de kapitein de roerinstelling
verhogen om het tegenroer te vergroten om aanvaringen te voorkomen. Met de adaptieve modus
controleert de piloot het ROT-signaal en verhoogt hij indien nodig het roer.
Voorbeeld 2: het schip is gelost en maakt een bocht, maar door sterke stroming en wind zijn de
instellingen niet voldoende om het te halen en zal de kapitein moeten overschakelen op handmatig
besturing. De adaptieve modus verandert automatisch de hoeveelheid roer die tijdens de bocht wordt
gegeven om ervoor te zorgen dat de piloot naar de gevraagde bocht gaat terwijl de tillerhendel niet
heeft bewogen.
Als de adaptieve pilootmodus is ingeschakeld, wijzigt de piloot de instellingen op de achtergrond om
soepeler te kunnen varen en op zijn beurt minder brandstof te verbruiken. Bij het uitschakelen van de
adaptieve modus worden de standaard profielinstellingen opnieuw gebruikt.
De adaptieve modus kan worden ingeschakeld in het menu, onder de knop SHIP CONFIG (hoofdstuk
5.1.2).
OPMERKING: de adaptieve modus onthoudt geen van zijn instellingen, omdat deze zich blijft aanpassen
aan nieuwe omgevingen en de instellingen dus nooit hetzelfde zijn.
LET OP: op het moment van schrijven van deze handleiding bevindt Adaptief varen zich nog in een te
vroeg stadium voor volledig gebruik.
3.12
Overnamecontact (blokkering van de modus)
Indien ingeschakeld tijdens de installatie, kan de gebruiker het schakelen in de modus blokkeren op
MFS-eenheden die niet de hoofdcontroller zijn. Bij het indrukken van een modusknop op een
MFS, terwijl de externe overnameschakelaar is ingeschakeld, zijn 3 korte pieptonen hoorbaar, wat
aangeeft dat het schakelen tussen modi is geblokkeerd en dat de gebruiker het niet kan overnemen met
een
blauwe
MFS.
29 | AlphaRiverPilot MFS MK4
Dit is een nieuwe functionaliteit in de automatische piloot.
Indien ingeschakeld, wordt de piloot zelflerend en kan hij
zelf de instellingen voor stuurgedrag aanpassen.
blauwe