4 Monteren
Verlenging dippijp
Instructies en eisen
dippijp
24
ø 60,3 mm
(2.37")
15 mm
(0.59")
2 mm
(0.08")
1
4 mm
(0.16")
Fig. 19: Lasverbinding bij verlenging dippijp voor verschillende voorbeelddia-
meters
1
Positie van de lasnaad bij langsgelaste pijpen
Instructies voor uitlijnen van de polarisatie
•
Let op de markering van de polarisatie op de sensor
•
Bij schroefdraaduitvoeringen bevindt de markering zich op de
zeskant, bij flensuitvoeringen tussen twee flensgaten.
•
De markering moet in één vlak liggen met de boringen in de
dippijp
Instructies meting
•
Het 100%-punt moet onder het bovenste ontluchtingsgat en de
antennerand liggen.
•
Het 0%-punt is het uiteinde van de dippijp.
•
Bij de parametrering moet "Toepassing standpijp" worden gekozen
en de pijpdiameter worden ingevoerd, om fouten door looptijdver-
schuiving te compenseren.
•
Een stoorsignaalonderdrukking bij ingebouwde sensor verdient
aanbeveling, is echter niet dwingend noodzakelijk.
•
De meting door een kogelkraan met volledige doorlaat is mogelijk
Constructieve eisen
•
Materiaal metaal, pijp intern glad
•
Bij voorkeur getrokken of langsnaadgelaste RVS-pijp.
•
Lasnaad moet zo vlak mogelijk zijn en in één lijn liggen met de
gaten.
•
Flenzen zijn overeenkomstig de uitlijning van de polarisatie op de
pijp gelast.
ø 88,9 mm
(3.5")
26 mm
(1.02")
2 mm
(0.08")
1
5 mm
(0.20")
VEGAPULS 62 • Vierdraads 4 ... 20 mA/HART
ø 114,3 mm
(4.5")
30,5 mm
(1.20")
2 mm
(0.08")
1
5 mm
(0.20")