Figuur 13
1. Afstandsstukken, achter
2. Montageflens van zijplaat
Afstandsstukken, achter
Het aantal afstandsstukken achter bepaalt de agressiviteit
van de maaistand van het maaidek. Bij een bepaalde
maaihoogte verhoogt de plaatsing van extra afstandsstukken
onder de montageflens op de zijplaat de agressiviteit van
het maaidek. U dient de maaistand van alle maaidekken
op een bepaalde machine dezelfde agressiviteit te geven
(aantal afstandsstukken achter, onderdeelnr. 119-0626), want
als dit niet het geval is, kan dit een negatief effect op het
maairesultaat hebben
(Figuur
Gazoncompensatie-instellingen
De gazoncompensatieveer zorgt ervoor dat het gewicht van
de voorste naar de achterste roller wordt verplaatst. (Dit
voorkomt dat er een golfpatroon in de grasmat ontstaat, ook
wel bekend als 'bobbing'.)
Belangrijk: Stel de veer af als het maaidek is
gemonteerd aan de tractie-eenheid, recht naar voren
wijst en is neergelaten op de vloer van de werkplaats.
1. Monteer de borgpen in de achterste opening in de
veerstang
(Figuur
14).
3. Agressiviteit van
maaistand
13).
1. Gazoncompensatieveer
2. Borgpen
2. Draai de zeskantige moeren op het voorste uiteinde van
de veerstang vast totdat de lengte van de samengedrukte
veer 12,7 cm bedraagt
Opmerking: Als u werkt op oneffen terrein, moet
de veer 1,3 cm langer zijn. De machine zal het
grondoppervlak iets minder goed volgen.
Opmerking: De gazoncompensatie-instelling dient
opnieuw te worden ingesteld als de maaihoogte of de
agressiviteit van de maaistand gewijzigd wordt.
Kettingschakels
De plaats waar de hefarmketting vastzit, bepaalt de steekhoek
van de achterrol
(Figuur
1. Hefketting
2. U-beugel
Groomer
Dit is de aanbevolen maaihoogte als een groomer op het
maaidek is gemonteerd.
11
Figuur 14
3. Veerstang
4. Zeskantige moeren
(Figuur
14).
15).
Figuur 15
3. Onderste opening