DL-Bus
De C.M.I. beschikt over 2 DL-ingangen voor de gelijktijdige meetwaardeverwerking van maximaal twee
regelaars met een DL-uitgang.
Regeling 1
Als datakabel kan iedere kabel met een diameter van 0,75 mm² (bv.: tweelingsnoer) tot max. 30 m lengte
worden gebruikt. Voor langere verbindingen bevelen wij het gebruik van een afgeschermde kabel aan,
waarbij het scherm met de sensormassa dient te worden verbonden.
Indien twee regelaars met de C.M.I. worden gekoppeld, dienen ter bescherming van tegengestelde
beïnvloeding separate afgeschermde kabels te worden gebruikt. Daarnaast mag de datakabel voor de
DL-Bus nooit samen met de CAN-Bus in een kabel worden gebruikt.
LET OP:
#
Bij de regelaars UVR1611K en UVR1611S kan de uitgang 14 (DL) zowel als dataleiding of als
schakeluitgang (met extra hulprelais) worden gebruikt. Voor het dataloggen via de DL-Bus moet
uitgang 14 in het menu "Uitgangen" daarom als „Dataleiding" worden ingesteld.
#
Bij de regelaars UVR1611 van de E-serie („printplaatversie") is uitgang 14 gelijktijdig als
schakeluitgang AUS 14 en dataleiding (DL-Bus) te gebruiken. Voor de activering dient de uitgang
als „Schakeluitgang" te worden geparametreerd, ook indien alleen de dataleiding dient te worden
geactiveerd. Voor het activeren van de dataleiding dient aanvullend de instelling „UVR1611E:" met „ja"
te zijn ingesteld (zie aanvullende handleiding voor UVR1611 E).
#
UVR1611 – regelaars vanaf versie A2.16 hebben daarnaast de mogelijkheid om
netwerkingangsvariabelen te verwerken, welke door de C.M.I. als virtuele tweede UVR1611 worden
gezien. Bij de parametrering van uitgang 14 als „Dataleiding" dient het menupunt NETW.IG.=>DL.: met
ja te worden ingesteld. Het verwerken van de netwerkvariabelen is echter niet mogelijk, indien twee
regelaars met de C.M.I. zijn verbonden (dit geldt alleen bij een datalogging via de DL-Bus).
De pakketten voor de datalogging van deze 2
Datalogging" van de C.M.I. als volgt te worden ingesteld:
C.M.I.
e
virtuele UVR1611 dienen in het menu
Regeling 2
„Instellingen /