Inhoudsopgave
Advertenties
Installatiehandleiding
Elektrische aansluitingen
LET OP!
De elektrische aansluitingen mogen
pas gerealiseerd worden nadat alle hy-
draulische aansluitingen voltooid zijn.
De interne en externe eenheden moe-
ten apart gevoed worden op basis van
wat is aangegeven in de tabellen. Tussen
de interne en externe eenheden moet
ook een BUS-verbinding worden gereali-
seerd. Deze verbinding kan gerealiseerd
worden met behulp van een kabel met
kleine doorsnede (aanbevolen doorsne-
de 0,75 mm
). Zorg ervoor dat deze kabel
2
niet in de buurt van een stroomaanslui-
ting wordt gelegd.
Elektrisch circuit
Controleer of de spanning en frequen-
tie van de stroomvoorziening uit het
elektriciteitsnet overeenstemmen met
de gegevens vermeld op het typepla-
tje van de installatie (tabel "Technische
gegevens").
TABEL MET ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
Buiten unit
Nominale actuele stroom/fase
Maximale actuele stroom/fase
Grootte stroomonderbreker
Nominale spanning
Limieten bedrijfsspanning
Cos φ
Voedingskabel
Communicatiekabel
Binnen unit
Elektrische voeding
Toelaatbaar spanningsbereik
Nominaal opgenomen vermogen
Max. stroom
Thermische beveiliging/
differentieelschakelaar
Afmetingen voedingskabel
* lengte kabel < 20 m
Bedrading signaal EDF, AFR, PV
NB: we raden sterk aan om de stroomkabels gescheiden te houden van de communicatiekabels.
20 / NL/BE
Om een betere veiligheid te garande-
ren, moet u de elektrische installatie
door een gekwalificeerd technicus laten
controleren alvorens met de installatie
door te gaan (zie opmerking).
De fabrikant is niet aansprakelijk voor
eventuele schade die veroorzaakt wordt
door een installatie met slechte aarding
of afwijkingen in het elektrisch systeem.
Controleer of de installatie geschikt is
om het stroomverbruik van de geïnstal-
leerde eenheden, aangegeven op het ty-
peplaatje van het product, te verdragen.
De elektrische aansluitingen moeten
worden uitgevoerd met behulp van
een vaste aansluiting (gebruik geen
mobiele aansluitingen) en voorzien zijn
van een tweepolige schakelaar, met een
afstand tussen de contacten van min-
stens 3 mm.
Het is van essentieel belang dat het
systeem op een correct geaarde elek-
trische installatie wordt aangesloten,
zodat de veiligheid van de installatie
gegarandeerd kan worden.
MONO
MONO
ODM 4
ODM 5
A
6.4
8
A
9
11
A
16-C type
16-C type
V
230
230
V
216-243
216-243
Reference
3G4
3G4
Max φ ext
16.2
16.2
Reference
Type
IDM F – 1 Zone
V - ph - Hz
230 - 1 -50
400 - 3 -50
V
196 ÷ 253
340 ÷ 440
kW
4
10A/ph, 20A/N
A
18
16A/ph type B
A
20A type C
3G4
mm
2
H05RN-F 2 x 0,75 mm2 or H07RN-F 2 x 1.0 mm2
MONO
MONO
ODM 7
ODM 7 T
ODM 9 T
11
3.8
16
5.4
20-C type
10-C type
12-C type
230
400
216-243
376-424
> 0,9
H07RN-F
3G4
5G4
16.2
19.9
H05RN-F
2x0.75mm
IDM F – 2 Zones
230 - 1 -50
400 - 3 -50
196 ÷ 253
340 ÷ 440
4
10A/ph, 20A/N
18
16A/ph type B
20A type C
5G4
3G4
Sluit de voedingskabel aan op een 230
V-50 Hz (of 400 V-50 Hz) elektriciteits-
net en controleer of de polarisaties van
de L-N (of L1, L2, L3, N)-verbinding en
de aardverbinding correct zijn. De di-
ameter van de gebruikte kabels moet
overeenstemmen met het vermogen
van het systeem (zie typeplaatje). Voor
de elektrische aansluiting mogen geen
vermogensstroken, verlengkabels en
adapters worden gebruikt. Verder is het
ook verboden om de installatie te aar-
den via de hydraulische leidingen en de
leidingen van het verwarmingssysteem.
Het systeem is niet beschermd tegen
blikseminslagen. Als u de zekeringen
moet vervangen, gebruik dan snelwer-
kende zekeringen.
Waarschuwing: voordat u de klem-
men aanraakt, moeten alle voe-
dingscircuits losgekoppeld zijn.
MONO
MONO
MONO
ODM 9
ODM 11 T
6
7.3
18
8.4
10
23
12-C type 32-C type
400
400
230
376-424
376-424
216-243
5G4
5G4
3G4
19.9
19.9
16.2
2
IDM-L F
230 - 1 -50
196 ÷ 253
6
30A/ph, 30A/N
32A type C
5G4
3G6
MONO
ODM 11
22
27
32-C type
230
216-243
3G4
16.2
400 - 3 -50
340 ÷ 440
10Axph, 30AxN
12A/ph type C
5G4
Advertenties
Inhoudsopgave
