Rendamax
Het systeem dient zacht tot matig hard water te bevatten met een waterhardheid niet groter dan
w
14°dH bij een aanvoertemperatuur van 80°C en ∆t 20 K.
Alvorens water te suppleren, dient steeds de hardheid en chloridewaarde van het systeemwater te
worden vastgesteld.
De chloridewaarde mag de 200 mg/l nooit overschrijden.
y
Indien dit wel het geval is, moet de oorzaak achterhaald worden. Vergelijk de chloridewaarde van
het suppletiewater en het CV-water. Zou dit gehalte veel hoger zijn, dan duidt dat op indikking, in-
dien geen stoffen zijn toegevoegd die chloriden bevatten. Indien chloride in een zeer hoog gehalte
aanwezig is, wordt het water agressiever door de completerende werking (o.a. foutief geregene-
reerde waterontharder). Het systeem moet gespoeld en opnieuw gevuld worden met chloride-arm
water.
Om onnodige slijtage en verstopping als gevolg van in het systeem aanwezige verontreinigingen
tegen te gaan adviseren wij toepassingen van een fi ltersysteem met een maaswijdte van 100 mi-
cron. Plaats deze altijd in de retour van het secundaire gedeelte van het systeem.
Om een goed werkend systeem en de levensduur te kunnen garanderen moet men gesuspendeer-
de en corrosie producerende deeltjes verwijderen met behulp van een goed gekozen en geplaatst
fi ltersysteem.
Het analyseren van het systeemwater en het reinigen van de fi lters behoort tot de periodieke
inspectie.
Indien er voornemens zijn chemicaliën (zoals inhibitors) aan het water toe te voegen dient men
vooraf contact op te nemen met uw Rendamax leverancier. Zij kunnen tevens advies geven over
fi ltersystemen en andere benodigdheden. (Wateranalyseformulieren zijn verkrijgbaar bij uw
Rendamax leverancier).
6 Bedieningsinstructies
6.1
Werking
De ventilator, welke modulerend wordt aangestuurd, voert de verbrandingslucht toe. Als gevolg
van de hierbij ontstane onderdruk in de venturi, wordt door de nuldrukregelaar in de gasklep de
benodigde hoeveelheid gas bijgemengd. Gas en lucht worden in de venturi optimaal gemengd.
Hierna wordt het gas-luchtmengsel direct op de brander ontstoken. De ventilator zorgt tevens
voor de afvoer van de verbrandingsgassen. De ketel heeft geen beperking van de retourwatertem-
peratuur. Indien deze temperatuur laag is, zal er condensaat worden gevormd dat via het afvoer-
systeem wordt afgevoerd.
6.2
Regeling
Afhankelijk van de warmtevraag kan de ketel tussen 14 en 100% belasting moduleren. Tussen de
0 en 14% belasting werkt de ketel op een belasting van 14% en wordt alleen op basis van tempe-
ratuur geschakeld.
21
Doc655/30CV35B NL