De bouwplaatsopstelling controleren.
De bouwplaatsopstelling moet voorbereid zijn volgens de afmetingen van de maatbladen/
aansluitvoorbeelden. [ð Hoofdstuk 10.2, Pagina 74]
5.3
Opvoerinstallatie opstellen
AANWIJZING
Opvoerinstallaties mogen niet in de buurt van woon- en slaapruimtes worden
ingezet.
WAARSCHUWING
Onvoldoende ventilatie
Letsel en materiële schade!
Ø Zorg voor een goede ventilatie en ontluchting.
Ø Voor de ruimteafwatering zorgen voor een pompbak.
ü De gegevens op het typeplaatje zijn vergeleken met de bestel- en installatiegegevens
(bijv. bedrijfsspanning, frequentie, pompgegevens etc.).
ü Het te verpompen medium is toegestaan.
ü De opstellingsruimte is vorstvrij.
ü De bouwplaatsopstelling is volgens de afmetingen van het aansluitvoorbeeld en de norm
EN 12 056 voorbereid.
ü De opstellingsruimte heeft de voorgeschreven grootte - zie aansluitvoorbeeld.
ü De opstellingsruimte is voldoende geventileerd.
ü De alarmmelding wordt altijd tijdig door de gebruiker onderkend (evt. externe alarmsonde
gebruiken).
1. Opvoerinstallatie evenwijdig opstellen. Met behulp van een waterpas uitlijnen.
2. Steunen 99-3.2 onder de voetvlakken van het reservoir 591 plaatsen.
3. Opvoerinstallatie met de meegeleverde transport-/opdrijfbeveiliging stevig aan de bodem
bevestigen, zodat opdrijven niet mogelijk is.
Bij achterwandmontage van de Feka-UnitC1 S 315 40 l de transport-/opdrijfbeveiliging
aan de wand tot aan de bovenkant van de opvoerinstallatie aan de wand bevestigen en
de opvoerinstallatie op de vloer vastklemmen.
1
1
Opdrijfbeveiliging
4. Transport-/opdrijfbeveiliging aan de voorzijde ongewijzigd op de vloer bevestigen.
25 / 100