VDH Products BV
4.5
Gasconcentratiesensor
Bij gebruik van een gasconcentratiesensor is het noodzakelijk dat er een goede verspreiding
van het ethyleengas in de rijpkamer plaatsvindt. Plaats de sensor niet te dicht in de buurt van
de plaats waar het gas de rijpkamer binnenkomt.
De sensor moet vertikaal (met de opening van de zwarte buis naar beneden) worden
gemonteerd en mag niet in de volle luchtstroom worden geplaatst. De rode montagesteun is
nodig voor montage aan de wand om aan deze eis te voldoen. Bij montage aan het plafond is
deze steun overbodig.
Voor een stabiele werking over langere tijd, is het beter dat de spanning altijd aanwezig is. Dit
houdt in dat als de PROBA110 uitsluitend met de sleutelschakelaar moet worden
uitgeschakeld. Er blijft dan spanning op de sensor staan.
De verbinding tussen de gasconcentratiesensor en de PROBA110 wordt gemaakt met een 3-
aderige kabel. Het wordt aanbevolen hier een afgeschermde kabel voor te gebruiken. Verbind
de afscherming met de aarde in de PROBA110 en niet met de afscherming van de
netwerkkabels!
Doc. 930968 - PROBA 110 versie 2
De kabel wordt in de PROBA110 aangesloten op de drie
klemmen rechts onderaan op de relaisprint die gemerkt
zijn met de teksten 'GC1', 'GC2' en 'GC3'.
De sensor ontvangt zijn voeding van de PROBA110 en
stuurt een signaal van 4 - 20 mA terug.
De drie aansluitingen hebben de volgende functies:
* GC1, voeding voor de sensor (12 - 17 Volt DC)
* GC2, signaal van de sensor (4 - 20 mA),
* GC3, nul voor voeding en signaal.
In Appendix G (blz. 97) zijn de aansluitingen van de
gasconcentratiesensor PGS2000 aangegeven.
In de voedingslijn van de gasconcentratiesensor is op de
relaisprint een zekering (F2, 100 mA snel) opgenomen.
Blad:
83 van 99