Electric Power Generation
b - Luchtuitlaat stator (verwarmde lucht)
c – Luchtkoeling draaiende dioden
2.1.2 Wikkeling bekrachtigingsveld
De wikkeling van het bekrachtigingsveld bestaat uit een
gewikkeld vast element.
De bekrachtiger is met flenzen aan de beschermkap aan
de achterkant van de machine vastgezet.
2.1.3 Beveiliging stator
2.1.3.1 Verwarmingsweerstand
Het verwarmingselement voorkomt inwendige condens
tijdens de uitschakelingsperioden. Deze is aangesloten op
de strip in de hoofdaansluitkast. De verwarmingsweerstand
wordt ingeschakeld op het moment dat de machine wordt
uitgeschakeld.
De elektrische kenmerken worden opgegeven in deel 1
'Technische kenmerken'.
2.1.3.2 Temperatuursensor statorwikkeling
De temperatuursensoren bevinden zich in de zone die
wordt verondersteld het warmste gedeelte van de machine
te zijn. De sensoren zijn op een aansluitkast aangesloten.
Afhankelijk van de isolatieklasse van de machine mag de
temperatuur van de sensoren de volgende
maximumtemperaturen niet overschrijden:
ISOLATIEKLASSE
H
Ter verbetering van de machinebeveiliging verdient het
aanbeveling het alarmpunt in te stellen op basis van de
daadwerkelijke situatie op de locatie, verkregen na een
representatieve bedrijfstijd:
Alarmtemperatuur (*) = hoogste genoteerde
temperatuur + 10 °K
Uitschakelingstemperatuur (*) = alarmtemperatuur + 5 °K
(*) u mag de waarden uit de bovenstaande tabel niet
overschrijden.
(*) hoogste genoteerde temperatuur:
Maximumtemperatuur gemeten bij de stator na een
representatieve werkingstijd onder zware
bedrijfsomstandigheden.
Een voorbeeld: een isolatiemachine van klasse H van
3000 kVA heeft na een representatieve werkingstijd op
locatie maximaal 110 °C aan de stator bereikt. Stel de
alarmtemperatuur in op 120 °C in plaats van op 180 °C
zoals in de bovenstaande tabel wordt aangeduid. Stel de
uitschakeltemperatuur in op 125 °C in plaats van 185 °C
zoals in de bovenstaande tabel wordt aangeduid.
2.1.3.3 Luchtsensor stator
Als optie kan met een weerstandsthermometer of
thermostaat de luchtinlaattemperatuur van de stator
worden gemeten (koude lucht).
Luchtinlaattemperatuur stator; Alarmpunten en
uitschakeling:
• alarm
• uitschakeling
__________________________________________________________________________________________________
LSA 52.3 / LSA 53.2 / LSA 54.2
Alternatoren Industriële Toepassingen
ALARM
UITSCHAKELING
180 °C
185 °C
Nominale temperatuur
luchtinlaat stator + 5 K
80 °C
Installatie en onderhoud
Luchtuitlaattemperatuur stator; Alarmpunten en
uitschakeling:
• alarm
• uitschakeling
N.B.:
Voor een open druipwaterdichte machine komt de
nominale temperatuur van de lucht die de stator
binnenkomt, overeen met de omgevingstemperatuur.
N.B.:
Als na een stop snel opnieuw wordt opgestart, onderdrukt
u het veiligheidsalarm van de luchtsensor van de stator
enkele seconden (niet langer dan 30 seconden) tijdens het
opstarten van de machine.
N.B.:
Voor een watergekoelde machine (CACW) kan de
nominale temperatuur van de lucht die de stator
binnenkomt als volgt worden benaderd:
Tlucht die stator binnenkomt = Twater die koeler
binnenkomt + 15 °K.
2.1.3.4 Trillingssensor lager
Dit hoofdstuk behandelt de afstelling van seismische
sensoren. Voor meer informatie over het instellen van de
naderingssensoren, zie paragraaf 2.2.6.1.
Het trillingsniveau van machines hangt rechtstreeks af van
het gebruik van de machine en de kenmerken van het
terrein.
Wij stellen de volgende instelling voor:
Trillingsalarm (*) = hoogste trillingsniveau
locatie + 50%
Uitschakeling door trilling = trillingsalarm + 50%
(*) u mag de waarden uit de volgende tabel niet
overschrijden.
De machines zijn zo ontworpen dat ze bestand zijn tegen
het trillingsniveau dat wordt gespecificeerd door de normen
ISO8528-9 en BS5000-3.
Maximale niveaus voor: turbines Zuigermotoren met
inwendige verbranding
Nominale
toerental
(tpm)
1300 tot 2199
721
tot 1299
≤ 720
Maximale niveaus voor: turbines Turbines
Turbines
(hydraulisch; gas; stoom)
5382 nl - 2023.02 / i
Nominale temperatuur luchtinlaat
stator + 35 K
Nominale temperatuur luchtinlaat
stator + 40 K
kVA
Trillingsniveau generator
(nominale omstandigheden)
Globaal
(mm/s rms)
harmonischen
(2-1000 Hz)
> 250
<20
<0,5 mm; pp
<20
≥ 250
>
<18
1250
<9 mm/s; rm
>
<15
(8 – 200 Hz)
1250
<10 (*)
(*) generator op betonnen voet
Max. aanbevolen waarde:
4,5
(globaal; mm/s rms)
Eventuele
(5 – 8 Hz)
6