Electric Power Generation
5.11 DE WIKKELINGEN DROGEN
5.11.0 Algemeen
Alle elektrische machines moeten onder droge
omstandigheden worden opgeslagen. Als een machine in
een vochtige omgeving wordt geplaatst, moet deze drogen
voordat deze in gebruik wordt genomen. Units die af en toe
worden gebruikt of in ruimten met grote
temperatuurschommelingen worden geplaatst, worden
blootgesteld aan vocht en moeten indien nodig zeer
grondig worden gedroogd.
5.11.1 Droogmethode
5.11.1.1 Algemeen
Meet tijdens het drogen elke 12 uur de isolatie van de
wikkelingen en de polarisatie-index.
Om de voortgang van de isolatie te controleren, noteert u
de gemeten waarden en zet u de verkregen
voortgangsfunctie van de tijd uit in een grafiek.
Wanneer de isolatiewaarde constant wordt, kan de
machine als droog worden gezien.
Wanneer de weerstand constant is, kan worden
verondersteld dat de machine droog is. Dit drogen kan
maximaal 72 uur duren, afhankelijk van de maat van de
machine en de mate van vochtigheid.
WAARSCHUWING:
NEEM TIJDENS HET DROGEN VAN DE MACHINE
BRANDBESTRIJDINGSMAATREGELEN.
ALLE VERBINDINGEN MOETEN WORDEN
AANGEDRAAID.
5.11.1.2 Generator tijdens stilstand drogen
De procedure 'Generatie tijdens rotatie drogen' verdient de
voorkeur boven de volgende als het mogelijk is de
generator op nominaal toerental te laten draaien.
Er moeten verschillende thermometers op de wikkeling
worden geplaatst en de temperatuur mag de 75 °C
(167 °F) niet overschrijden. Als een van de thermometers
deze waarde overschrijdt, verlaagt u direct het
verwarmingseffect.
Droog de machine met een externe warmtebron,
bijvoorbeeld ruimteverwarmers, lampen of
heteluchtblazers.
Laat openingen open om de vochtige lucht af te voeren.
__________________________________________________________________________________________________
Installatie en onderhoud
LSA 52.3 / LSA 53.2 / LSA 54.2
Alternatoren Industriële Toepassingen
5.11.1.3 Generator tijdens rotatie drogen
WAARSCHUWING:
DEZE HANDELING MOET DOOR EEN
GEKWALIFICEERDE MEDEWERKER WORDEN
UITGEVOERD.
Ontkoppel de machine van de netspanning.
Ontkoppel de stroom van de stator van de machine bij de
machineaansluitingen.
Ontkoppel de spanningsregelaar. Als er een
boosterstroomtransformator wordt gebruikt, ontkoppelt u de
booster.
Laat de machine lopen op nominaal toerental (zodat de
machine door de lucht wordt gekoeld) met het koelsysteem
in werking.
Zet de machine onder spanning (bekrachtigingsveld) met
een afzonderlijke bekrachtigingsbron. Gebruik een
gelijkspanningsbron (accu's...).
Plaats een ampèremeter op een voedingslijn van de
bekrachtiging.
Pas de bekrachtigingsstroom aan zodat u 2/3 van de
nominale bekrachtigingsstroom krijgt (raadpleeg de
gegevens op de naamplaat of het testrapport van de
alternator).
Warm 4 uur lang op, stop en laat afkoelen (temperatuur
wikkeling <50 °C).
Meet de isolatie van de wikkelingen en de polarisatie-index
Stel indien nodig nog een droogperiode in.
U1
U2
S
V1
V2
W1
W2
DC
S - Stator
R - Rotor
E - Bekrachtiger
5382 nl - 2023.02 / i
E
R
-
+
A
28