6.1
Uitgangssignaal
Als de aangesloten druk binnen de op het typeplaatje aangegeven waarde ligt, wordt de
uitgangsstroom ingesteld tussen 4 en 20 mA.
Wanneer de aangesloten druk buiten het ingestelde bereik ligt, is de uitgangsstroom tussen 3,5
mA en 4 mA bij ondersturing of tussen 20 mA en 22,5 mA (op grond van de respectievelijke
parameterinstelling) bij oversturing.
Standaard instelling voor normale modus
3,8 mA/20,5 mA
Een stroom <4 mA of >20 mA kan ook betekenen dat de microprocessor een interne fout heeft
gedetecteerd.
Standaardinstelling voor storingsdetectie
21 mA
Via de grafische bedieningsinterface (DTM) kan een storingdiagnose plaatsvinden.
BELANGRIJK (AANWIJZING)
Een kortstondige onderbreking van de stroomvoorziening heeft een initialisatie van de
elektronica (herstart van het programma) tot gevolg.
6.2
Schrijfbeveiliging
De schrijfbeveiliging voorkomt een niet toegestaan overschrijven van de configuratiegegevens.
Als de schrijfbeveiliging is geactiveerd, is de functie van de bedieningstoetsen "0 %" en "100 %"
buiten werking gezet.
Maar
bedieningsinterface (DTM) of een andere vergelijkbare communicatiemiddel is verder mogelijk.
Indien nodig kan de bedieningseenheid met loodjes verzegeld worden.
De schrijfbeveiliging wordt als volgt geactiveerd (zie ook de symbolen op het plaatje):
1. Met een geschikte schroevendraaier de schakelaar eerst naar beneden drukken.
2. Dan de schakelaar 90° rechtsom draaien.
BELANGRIJK (AANWIJZING)
Voor het deactiveren de schakelaar iets indrukken en vervolgens 90° tegen de linksom
draaien.
IM/265Gx/Ax-NL-08
het
uitlezen
van
de
configuratiegegevens
265Gx, 265Ax
Inbedrijfstelling
met
behulp
van
de
grafische
39