Inhoudsopgave
Advertenties
Beschikbare talen
Beschikbare talen
Datakabel controleren
11. Stel de snelheidsfactor in vóór de test
Stel het te testen kabeltype in. Aan elk kabeltype wordt een bijbehorende snelheidsfactor
toegewezen (in % van de snelheid van het licht c). Selecteer een vooraf ingestelde
gegevensrecord van een kabel uit de database. Er zijn 20 vooraf ingestelde kabeltypes en
99 geheugenplaatsen voor door de gebruiker gedefinieerde waarden van onbepaalde kabels.
U moet deze eerst zelf bepalen. Lees hiervoor het hoofdstuk "12. Snelheidsfactor meten en
opslaan" hoe u dit kunt doen.
• Druk vanuit de meetinterface (data- of coaxkabeltest) op de knop SET (7) om over te
schakelen naar de database met kabeltypes. Voor details over het gebruik van de database-
interface, zie "b) Kabeldata uit de kabeldatabase".
• Selecteer een van de bestaande datasets voor een datakabel door kort op de knoppen
of
(8) te drukken.
• Druk eventjes op de knop TEST OK (3) om de keuze van de kabelgegevens te bevestigen.
• Druk eventjes op de knop TEST OK (3) om een lengtemeting te starten. Het meetresultaat
verschijnt op het LCD-display (4).
• Om een resultaat na het meten te wissen, drukt u op de knop EXIT
Controleer altijd uw meetresultaten met een omgekeerde test van het andere
uiteinde van de kabel. Dit is met name in het geval wanneer afzonderlijke kabels van
datakabels grote lengteverschillen vertonen.
Selecteer "Data Cable" als het type van de aangesloten testkabel.
• Druk op de knoppen
en bevestig met de knop TEST OK (3). De gekozen meetinterface
verschijnt. De lengte van de paren kabeldraden wordt weergegeven
in de rechterkolom.
• Druk op de knop TEST OK (3) om de kabelmeting (gegevens) uit te
voeren met de huidige instellingen.
(1) of
(8) om het kabeltype te selecteren
(9).
63
(1)
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
