Menu: Verwarmingskringen
Ruimtetemp begrenzing
Bij verwarmingskringen met pompen
moet een schakelverschil voor de
temperatuurregeling ingesteld worden.
Voor deze functie moet een kamertem-
peratuursensor gebruikt worden.
De ruimtetemp begrenzing werkt
niet bij zuivere weerssturing.
Snel opstoken
De snelle verwarming zorgt ervoor, dat
bij een wijziging van de nominale
reduceerwaarde naar nominale
comfortwaarde de nieuwe nominale
waarde sneller wordt bereikt en deze
daardoor de verwarmingsduur verkort.
Gedurende de snelle verwarming wordt
de nominale kamertemperatuurwaarde
met de hier ingestelde waarde ver-
hoogd. Verhogen van de instelling leidt
tot een snellere verwarmingstijd,
verlagen tot een langere.
•
De snelle verwarming is met of zonder
ruimtesensor mogelijk.
Geoptimaliseerd uit
Gedurende de snelle daling wordt de
verwarmingspomp uitgeschakeld en bij
mengkringen ook de mengklep
gesloten.
•
Functie met ruimtesensor: Met ruimte-
sensor schakelt de functie de verwar-
ming uit, tot de kamertemperatuur tot
op de nominale reduceerwaarde resp.
vorstniveau is afgekoeld. Is de kamer-
temperatuur tot op het reduceerniveau
resp. Vorstniveau gedaald, dan wordt
de verwarmingspomp ingeschakeld
en de mengklep vrijgegeven.
•
Functie zonder ruimtesensor: De snel-
le daling schakelt de verwarming af-
hankelijk van de buitentemperatuur en
de tijdconstante van het gebouw ge-
durende een bepaalde tijd uit.
•
De snelle verlaging is met of zonder
ruimtesensor mogelijk.
Regelnr.
VG1
VG2
VGP
760
1060
1360
Regelnr.
VG1
VG2
VGP
770
1070
1370
TRw
TRx
DTRSA Nominale kamertemperatuur- revisie
Regelnr.
VG1
VG2
VGP
780
1080
1380
Voorbeeld
Duur van de snelverlaging van de nominale comfortwaarde – nominale
reduceerwaarde = 2° C (bijv. nominale comfortwaarde = 20° C en nominale
reduceerwaarde = 18° C)
Buitentemperatuur
Tijdconstante van gebouw Parameterregel 6110
gemengd
0
15 ° C
0
10 ° C
0
5 ° C
0
ab 0 ° C
Duur van de snelle daling in uren
Is het temperatuurverschil tussen comfortinstelwaarde – reduceerinstelwaarde
bijv. 4° C dan verdubbelen de in de tabel aangegeven standaardwaarden.
30
Bedieningsregel
Ruimtetemp begrenzing
TRx
TRw
SDR
P
T
Bedieningsregel
Snel opstoken
Ruimtetemperatuur
Gew wrde Ruimtetemp
Bedieningsregel
Geoptimaliseerd uit
Uit
Tot gew wrd gereduceerd
Tot gew wrd vorst
2
5
10
3.1
7.7
15.3
1.3
3.3
6.7
0.9
2.1
4.3
Vorstbeveiliging
Fabrieksinstelling
1° C
Ruimtetemperatuur
Gew wrde Ruimtetemp
Raumschaltdifferenz
Pomp
Tijd
Fabrieksinstelling
2° C
Fabrieksinstelling
Tot gew wrd
gereduceerd
15
20
50
23
30.6
76.6
10
13.4
33.5
6.4
8.6
21.5