LOCATIE ONDERDELEN EN
BEDIENINGSELEMENTEN
UITLAAT
LUCHTFILTER
BOUGIE
CHOKEHENDEL
BRANDSTOFVULDOP
BRANDSTOFTANK
OLIEAFTAPPLUG
OLIEVULDOP
KENMERKEN
OIL ALERT ® -SYSTEEM (indien van toepassing)
"Oil Alert is een geregistreerd handelsmerk in de
Verenigde Staten"
Het Oil Alert-systeem is ontworpen om motorschade
door onvoldoende olie in het carter te voorkomen.
Voordat het oliepeil in het carter onder een veilige
minimumgrens kan zakken, stopt het Oil Alert-systeem
automatisch de motor (de motorschakelaar blijft op ON
staan).
Als de motor afslaat en niet opnieuw wil starten,
controleer dan het motoroliepeil (zie pagina 9) voordat u
naar andere problemen gaat zoeken.
CIRCUITBEVEILIGING (indien van toepassing) De
circuitbeveiliging beschermt het oplaadcircuit van de
accu. Bij kortsluiting of een verkeerd aangesloten accu
wordt de circuitbeveiliging uitgeschakeld. Dit wordt
aangegeven door een groen indicatorlampje. Als dit
gebeurt, stel dan de oorzaak van het probleem vast en
los het probleem op voordat u de circuitbeveiliging reset
Druk op de knop van de circuitbeveiliging om te resetten.
CIRCUITBEVEILIGING
GASHENDEL
WAARSCHUWINGSLAMPJE
OLIE
MOTORSCHAKEL
AAR (type QAE)
STROOMONDERBREK
ER (type QAE)
TREKSTARTER
BRANDSTOFKLEP
STARTGREEP
ELEKTRISCHE
STARTER (type QAE)
SERIENUMMER EN
MOTORTYPE
CONTROLE VÓÓR GEBRUIK
IS UW MOTOR KLAAR VOOR GEBRUIK?
Voordat u de motor gaat gebruiken, is het erg belangrijk
om even de tijd te nemen om de staat van de motor te
controleren. Dit is van belang voor uw veiligheid, om
ervoor te zorgen dat de milieuvoorschriften worden
nageleefd en om de levensduur van uw apparatuur te
maximaliseren. Zorg ervoor dat u elk geconstateerd
probleem verhelpt of laat verhelpen door uw
onderhoudsdealer voordat u de motor gebruikt
WAARSCHUWING
Slecht onderhouden van de motor en het niet verhelpen
van problemen vóór gebruik kan leiden tot aanzienlijke
storingen.
Sommige storingen kunnen zelfs ernstige verwonding of
de dood veroorzaken.
Voer altijd een inspectie vóór gebruik uit en verhelp
eventuele problemen.
Zorg dat de motor waterpas staat en dat de
motorschakelaar de stand OFF (uit) staat voordat u de
controles vóór gebruik uitvoert.
Controleer altijd de volgende punten voordat u de motor
start:
Controleer de algemene staat van de motor
Kijk rond en onder de motor voor tekenen van olie-
of brandstoflekkage.
Verwijder eventueel vuil, vooral rond de
uitlaatdemper en de trekstarter.
Kijk of er beschadigingen zijn.
Controleer of alle afschermingen en kappen op hun
plaats zitten en of alle moeren, bouten en
schroeven zijn vastgedraaid
Controleer de motor
Controleer het brandstofpeil (zie pagina 8). Als u
begint met een volle tank, hoeft u niet of minder
vaak te stoppen om bij te tanken.
Controleer het motoroliepeil (zie pagina 9). De
motor laten draaien met een laag oliepeil kan
motorschade veroorzaken. Het Oil Alert-systeem
(indien van toepassing) stopt de motor automatisch
voordat het oliepeil onder een veilige
minimumgrens kan zakkan. Controleer het
motoroliepeil echter altijd voordat u de motor start,
om onverwachte uitschakeling te voorkomen.
Controleer het oliepeil in de reductiekast (indien
van toepassing) (zie pagina 9). Olie is essentieel
voor een goede werking en een lange levensduur.
Controleer het luchtfilter (zie pagina 10). Een vuil
luchtfilter beperkt de luchtstroom naar de
carburateur, waardoor de motorprestaties
afnemen.
Controleer de apparatuur die door de motor wordt
aangedreven. Lees de instructies door die bij de
door deze motor aangedreven apparatuur zijn
geleverd. Controleer of er voorzorgsmaatregelen
en procedures moeten worden gevolgd voordat de
motor wordt gestart.
WERKING
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR VEILIG
GEBRUIK
Lees voordat u de motor voor het eerst gebruikt het
hoofdstuk VEILIGHEIDSINFORMATIE op pagina 2 en
CONTROLE VÓÓR GEBRUIK op pagina 4 goed door
11