EBS852 / EBS862 ELEKTRONISCHE UNIT | OI/EBS852/EBS862/EX-NL REV. C
Hardware-fout
Dit hoofdstuk beschrijft alleen hardware-fouten. Fouten kunnen ook met behulp van de online-hulp via de gebruikersinterface worden
opgespoord.
Foute werking
De actuator kan niet door de aandrijving worden
bewogen.
Aandrijving reageert niet.
Aandrijving draait niet in de automatische
bedrijfsmodus hoewel AUT geactiveerd is op de
gebruikersinterface.
Aandrijving reageert op geen enkele aansturing
(LED 5 knippert met 1 Hz) (vanaf software-versie
2.00).
LED's op het paneel voor inbedrijfstelling en service
knipperen gelijktijdig.
LED's knipperen afwisselend.
Storing bij het aansturen van een eindstand.
Change from one to two columns
Mogelijke oorzaak
Foute werking van de aandrijving of actuator (bijv.
pakkingsbus zit te strak).
Verkeerde elektronica of foute datarecord.
Fout ingestelde elektronica.
Geen communicatie met het controlesysteem.
Foute bedrading tussen aandrijving en elektronica.
Motor / rem defect.
Binaire ingangen van de elektronica zijn niet
geschakeld.
Rem ontgrendelt niet (geen mechanisch "klikgeluid"). Remluchtspleet (ca. 0,25 mm [0,010 in]) en elektrische
Binaire ingang 1 (BE 1) is niet geschakeld.
Aandrijving via inbedrijfstellings- en serviceveld in
handmatige modus (MAN).
Aandrijving is niet juist afgesteld.
Storing van elektronica / aandrijving.
Aandrijving bevindt zich in het grensgebied van de
positiesensor.
Verhelpen van fouten
Aandrijving van de actuator loskoppelen.
Wanneer de aandrijving draait, is vermoedelijk de
actuator de oorzaak van de fout.
Wanneer de aandrijving niet draait, is vermoedelijk de
aandrijving de oorzaak van de fout.
Vergelijk de gegevens op de typeplaatjes van
aandrijving en elektronica.
Controleren / wijzigen.
Wijzig de instellingen m.b.v. de
parametreringssoftware.
Bedrading controleren.
Bedrading controleren.
Wikkelingsweerstanden van motor en rem
controleren.
Remzekering controleren.
Schakeling tot stand brengen.
verbinding naar de rem controleren.
Wikkelingsweerstanden van de remspoel controleren.
Schakeling tot stand brengen.
Controleer de software-instellingen voor de binaire
ingangen.
Aandrijving in de automatische modus (AUT)
schakelen.
Aandrijving afstellen.
Aandrijving handmatig of door middel van de
bedieningstoets van het paneel voor inbedrijfstelling
en service over de eindpositie draaien: (eventueel op
voorhand van de actuator loskoppelen).
Aandrijving terug bewegen en weer aan de actuator
koppelen.
Aandrijving voor werkgebied opnieuw afstellen.
37