• De instelling kunne worden gemaakt door het "Functienr.",
het "EERSTE CODENR." en het "TWEEDE CODENR." in te
stellen.
• Zie "VELDINSTELLING" van de installatiehandleiding van de
afstandsbediening voor details over de instelling en werking
van de functies.
TWEEDE
CODENR.
EERSTE
CODENR.
SETTING
• Stel de afstandsbediening in op de "VELDINSTELFUNC-
TIE". Zie "HET INSTELLEN VAN HET VELD" vin de han-
dleiding van de afstandsbediening voor details.
• Selecteer "Functienr. 12" als de "VELDINSTELFUNC-
TIE" is ingeschakeld en stel het "EERSTE CODENR." in
op "1". Zet daarna het "TWEEDE CODENR." in op "01"
voor GEFORCEERDE UIT en "02" voor AAN/UIT WERK-
ING (GEFORCEERD UIT is de fabrieksinstelling).
Met gebruik van de draadloze afstandsbediening
Alvorens de draadloze afstandsbediening te gebruiken, stelt u
het adres van de draadloze afstandsbediening in.
Voor de instelmethode van het adres raadpleegt u de bedien-
ingshandleiding die bij de afstandsbediening werd geleverd.
OPMERKING
• Een "Functienr." wordt ingesteld op basis van de groep. Om
een functie-instelling op basis van de kamerunit te maken of
om de gemaakte instelling te controleren, stelt u het overeen-
komstige functienummer in dat tussen haakjes wordt ver-
meld.
1. Instellingen voor optionele accessoires
• In geval optionele accessoires worden aangesloten,
raadpleegt u de bedieningshandleidingen die bij de
optionele accessoires werden geleverd om de noodza-
kelijke instellingen te maken.
2. Instellingen voor externe statische druk
Maak de instellingen volgens methode (a) of methode (b) zoals
hieronder beschreven. (Methode (a) kan niet geselecteerd
worden voor de FXMQ140PVE. Dus selecteer methode (b).)
(a) Gebruik de automatische luchtstroom-instelfunctie om
de instellingen te maken.
Automatische luchtstroom-instelling: het volume van de
uitgeblazen lucht wordt automatisch ingesteld op de
nominale hoeveelheid.
(1) Controleer dat de bedrading van de voeding naar de
airconditioner en ook het aanleggen van de kanalen
voltooid is. Als een afsluitdemper in het aircondition-
ersysteem is gemonteerd, zorgt u ervoor dat de afs-
luiter open staat. Controleer bovendien of het
luchtfilter (niet meegeleverd) is bevestigd in de lucht-
doorlaat aan de luchtaanzuigzijde.
(2) Als er een aantal luchtinlaten en luchtuitlaten zijn,
stelt u de kleppen zodanig in dat de luchtstroomsnel-
heid van iedere luchtuitlaat en luchtinlaat overeen-
komt met de bedoelde luchtstroomsnelheid. Bedien
op dat moment de airconditioner in de "ventilatorbe-
dieningsfunctie". Om de luchtstroomsnelheid te wijzi-
gen, drukt u op de luchtstroom-instelknop op de
afstandsbediening en stelt u deze in op HH, H of L.
Nederlands
Functienr.
VELD -
INSTELFUNCTIE
(3) Maak de instellingen voor het automatisch instellen
van de luchtstroom. Nadat de airconditioner in de
"ventilatorbedieningsfunctie" is gezet, stop de aircon-
ditioner, ga naar de "VELDINSTELFUNCTIE",
selecteer "Functienr. 21" (11 in geval van groepsin-
stellingen), stel de instelling "EERSTE CODENR." in
op 7 en stel de instelling "TWEEDE CODENR." in op
03. Keer na het maken van deze instellingen terug
naar de normale functie en druk op de AAN/UIT
WERKING-knop. Daarna zal de bedrijfsindicator
gaan branden en de airconditioner in de ventilatorbe-
diening worden gezet voor automatische lucht-
stroominstelling. Verander de instelling van de
kleppen van de luchtuitlaten niet tijdens het automa-
tisch instellen van de airconditioner. Nadat de aircon-
ditioner ongeveer één tot acht minuten heeft
gewerkt, zal de airconditioner automatisch stoppen
met het automatisch instellen van de luchtstroom, zal
de bedrijfsindicator uitgaan, en zal de airconditioner
stoppen.
Tabel 4
Functienr.
11 (21)
TWEEDE CODENR.
01
OFF
instellen voltooid
(4) Nadat de airconditioner is gestopt, controleert u met
"Functienr. 21" op basis van een binnenunit dat 02 is
ingesteld voor de "TWEEDE CODENR." in Tabel 4.
Als de airconditioner niet automatisch stopt of het
"TWEEDE CODENR." niet is ingesteld op 02, her-
haalt u de stappen vanaf (3). Als de buitenunit niet is
ingeschakeld, wordt U4 of UH afgebeeld, zoals bes-
chreven in Tabel 8. Deze aanduiding is geen probl-
eem omdat deze functie wordt ingesteld voor de
binnenunit. Ga verder met het instellen van de func-
tie. Nadat de functie is ingesteld, moet u de buite-
nunit inschakelen alvorens de buitenunit te testen.
Als een andere fout wordt afgebeeld, raadpleegt u
Tabel 8 en de bedieningshandleiding die bij de buite-
nunit werd geleverd en controleert u het storing-
spunt.
VOORZORGSMAATREGELEN
• Als zich na het instellen van de luchtstroom een verandering
voordoet in het ventilatiepad (bijv. de kanalen en luchtuitlaat),
moet u het automatische instellen van de luchtstroom
opnieuw uitvoeren.
• Raadpleeg uw Daikin-vertegenwoordiger als zich een veran-
dering voordoet in de ventilatiepaden (bijv. de kanalen of
luchtuitlaat) nadat het testen van de buitenunit voltooid is, of
de airconditioner naar een andere locatie is verplaatst.
(b) Selecteer de externe statische druk met de afstandsbe-
diening.
Controleer dat 01 (OFF) is ingesteld voor het "TWEEDE
CODENR." in "Functienr. 21" voor luchtstroominstelling
op basis van een binnenunit in Tabel 4. Het positienum-
mer is in de fabriek ingesteld op 01 (OFF). Wijzig het
"TWEEDE CODENR." zoals aangegeven in Tabel 5
overeenkomstig de externe statische druk van het
kanaal dat wordt verbonden.
EERSTE
Inhoud van
CODENR.
instelling
Luchtstroom
7
instellen
02
03
Luchtstroom
Luchtstroom
instellen starten
14