10.3.1. Constante luchtstroom werking (CAV)
Aanbevolen in installaties waarbij het nodig is een constante luchtstroom te handhaven.
De snelheid van de ventilatoren wordt zo afgestemd dat een exacte luchtstroom wordt behaald
en constant gehouden.
Zelfstandige SAF- en EAF-luchtstroomregeling: De SAF en EAF worden elk door hun respec-
tievelijke druksensorsignaal aangestuurd. De druktransmitters worden van de fabriek voorzien,
gemonteerd en bedraad geleverd.
De regeleenheid zet het van de druksensor ontvangen signaal om naar luchtstroom op grond
van juiste verhouding
verschilt per model.
Als de CAV-modus is geselecteerd, wordt op het hoofdscherm de huidige waarde in m
de ventilatoren met de druksensoren en het percentage van het maximale ventilatortoerental
aangeduid:
Om de werkelijke luchtstroom met de druksensor te bepalen, moet de parameter K gedefi nieerd
worden. Dit hangt af van het model van het warmteterugwinningssysteem zoals in onderstaande
tabel wordt getoond:
Aanblik hoofdscherm als de unit in de CAV-modus geconfi gureerd is.
Run-modus: Uit
CAV-regelmodus (werkt alleen indien minimaal 1 extra pressostaat (accessoire) in toevoer- en/
of retourkanaal is geplaatst)
Kiezen in het vereenvoudigde parametreringsmenu (toegang met het wachtwoord 1111) kunt u:
• Normale luchtstroom en Gereduceerde luchtstroom voor elke ventilator selecteren.
• De nachtsetpointwaarde van de ventilatoren.
. Deze parameter K is afhankelijk van de ventilatorconstructie en
3
/h van
31