fluorescerende verlichting.
Hint
Om de scène te veranderen, draait u het besturingswiel op het opnamescherm
en selecteert u een nieuwe scène.
[29] Hoe te gebruiken
Sluitertijdvoorkeuze
U kunt de beweging van een bewegend onderwerp op diverse manieren tot
uitdrukking brengen door de sluitertijd aan te passen, bijvoorbeeld door de
beweging te bevriezen met een korte sluitertijd, of door een naspoor van het
onderwerp te veroorzaken met een lange sluitertijd.
1. Zet de functiekeuzeknop in de stand S (Sluitertijdvoorkeuze).
2. Selecteer de gewenste instelling door het besturingswiel te draaien.
3. Stel scherp en fotografeer het onderwerp.
Het diafragma wordt automatisch aangepast om tot een juiste belichting te
komen.
Opmerking
Als na het instellen geen juiste belichting kan worden verkregen, knippert de
diafragmawaarde op het opnamescherm. U kunt zo wel een opname maken,
maar u kunt beter een andere instelling kiezen.
Wanneer u een lange sluitertijd instelt, gebruikt u een statief om te voorkomen
dat het beeld wazig wordt.
Het waarschuwingspictogram SteadyShot wordt niet afgebeeld in de
sluitertijdprioriteitsfunctie.
Wanneer de sluitertijd 1/3 seconde(n) of langer is, wordt na de opname
ruisonderdrukking uitgevoerd gedurende dezelfde tijdsduur waarin de sluiter
geopend was. U kunt echter niet verder gaan met opnemen zolang de
ruisonderdrukking wordt uitgevoerd.
De helderheid van het beeld op de monitor kan verschillen van die van het
beeld dat in werkelijkheid wordt opgenomen.
Opnemen
Een opnamefunctie selecteren